In Re: kijkt hard//hoofd van een afstandje naar actuele zaken. Noor zag hoe Ajax landskampioen werd. En ze zag hoe Marc Overmars zag dat Ajax landskampioen werd.
Op zaterdagavond moet ik werken en pas als de zon allang weer op is, rol ik mijn cafeetje uit: het is de eerste keer dit jaar dat ik tot aan het daglicht wakker ben gebleven en het speciale, vertrouwde gevoel dat ik daarvan krijg, verwelkom ik met genoegen. Het betekent namelijk zomer en festival en buiten zijn en vrienden zien. Ik slaap die middag tot half een uit, pak mijn telefoon en scroll langs de nieuwspagina’s. ‘Oh ja, Ajax begint zo’, denk ik, en draai me nog eens om. Anderhalf uur later word ik wakker van een schreeuw uit de tuin: "Kampionen!!". Ik realiseer me dat er de hele dag - althans wat daar nog van rest - dronken idioten en liters testosteron de straten van mijn prachtig Amsterdam zullen bevuilen en overweeg of ik maar in bed zal blijven liggen. Ik weet dat de hooligans en ik op gelijk niveau zitten wat betreft liefde voor de stad, maar daar blijft het bij. Op z’n Amsterdams: het zal me aan m’n reet roesten of dat hele Ajax volgend seizoen ook maar één doelpunt scoort. Voetbal, ik vind het maar exorbitant dure opium.
Toen ik nog niet wist dat voetbal me geen voetbal interesseerde, was ik verliefd op Marc Overmars, en dus Ajax-fan: ik was een jaar of twaalf. Ze wonnen iets, geen idee meer wat, en zouden dit vieren met een rondvaart door de grachten. Ik woonde toevallig aan een van die grachten en dacht, nee wist, dat niets me gelukkiger zou maken dan Marc vanaf een paar meter afstand in het echt te kunnen aanschouwen. Zou hij naar me zwaaien? Ik fantaseerde zelfs over mogelijke in-het-water-val-scenario’s en reddingsacties die daarop zouden volgen. Uiteraard zou ik de rest van de optocht mee moeten varen en Marc, mijn held, zou ter geruststelling mijn hand vasthouden. Maar om dit scenario überhaupt een kans tot verwezenlijking te geven, moest ik in ieder geval echt aan die waterkant gaan zitten. Dus belde ik mijn vriendin op en zocht in mijn kast naar roodwitte kleding.
Mijn moeder maakte vanuit het raam een foto van mij en mijn vriendin, waarop te zien is hoe we reikhalzend uitkijken naar de feestvierende voetballers. Misschien dat daarom deze gebeurtenis me zo helder voor de geest staat; zelfs het gevoel weet ik nog terug te halen. Toen de boot eenmaal langs voer, en Marc inderdaad naar mij zwaaide (echt specifiek naar mij, ik weet het zeker!), spatte ik zowat uit elkaar van extase. De luttele seconde van de zwaai en zijn fysieke aanwezigheid voor eventjes zo dicht bij mij, waren het uren wachten aan de kade meer dan waard.
Jammer is het wel: mijn romantische blik op in ieder geval één Ajacied is vervangen door een cynische irritatie voor al die doorgesnoven krankzinnige mannen die zich ironisch genoeg ‘Kampioenen’ wanen. Dus blijf ik nog maar even in bed. De volgende dag kijk ik dan toch naar de foto’s waarop deze overwinning is vastgelegd. En daar staat hij, op de tribune. Terwijl Edwin van der Sar iets tegen hem zegt, staart Marc richting het voetbalveld. Zijn rode stropdas staat hem goed, en het kuiltje in zijn kin is iets dieper geworden.