Een theatervoorstelling en de openbare ruimte van de stad bestaan allebei uit menselijke interactie. De nomadische voorstelling Pleinvrees van Lotte van den Berg speelt in op de beweeglijkheid van de stad en brengt mensen samen daar waar ze nodig zijn: op het plein.
Je staat in de zon op het Europaplein aan de ingang van station Brussel Centraal. Misschien wacht je op een trein of een bekende, of heb je gewoon wat tijd te doden. Uit een zijstraat komt een man het plein op lopen, maar je schenkt hem geen aandacht. Hij slentert langs de gevel van een hotel en praat zachtjes in zichzelf. Op hetzelfde moment, op hetzelfde plein luister ik naar zijn stem via een telefoonverbinding maar jij ziet mij niet. De man spreekt steeds luider en begint mensen op het plein aan te spreken. Misschien zegt hij ook iets tegen jou. ‘Kijk. Kijk om je heen en wat zie je?’
Misschien zie je hoe de man door een politieagent wordt aangesproken en er een paar mensen omheen komen staan.
Pleinvrees is een tekst van Rob de Graaf, geschreven voor regisseuse Lotte van den Berg en één acteur of actrice. Anders dan de meeste locatietheatervoorstellingen is Pleinvrees niet voor één specifieke plek gemaakt. Sterker nog, de voorstelling speelt uit principe nooit twee keer op hetzelfde plein maar op zoveel mogelijk verschillende pleinen. Inmiddels speelde de voorstelling op ruim 50 verschillende pleinen in 27 steden in Nederland, België, Duitsland, Verenigde Staten, Italië, Frankrijk en werd uitgevoerd door vijf verschillende acteurs. Niet de vaste, fysieke aspecten van een plek zoals de grond, planten en gebouwen bepalen de plaats, maar juist de onvoorspelbare bewegingen van voorbijgangers en weggebruikers. De locatie van Pleinvrees is een plek waar verschillende verhalen elkaar kruisen, waar mensen langslopen, stilstaan, boodschappen doen en elkaar tegenkomen, en daarom is de voorstelling niet voor één locatie gemaakt maar reist ze rond.
‘Het reizen, het zich letterlijk of figuurlijk verplaatsen in een mentale of virtuele ruimte is een van onze belangrijkste praktijken geworden en leidt wellicht tot een nieuwe topografische dramaturgie, een dramaturgie van het onderweg zijn, een dramaturgie omtrent wie of wat we onderweg tegenkomen…’, schreef de onlangs overleden Vlaamse dramaturge Marianne van Kerkhoven al tien jaar geleden. De wereld en de manier waarop wij erin bewegen zijn veranderd, maar wij zijn nog altijd geneigd om over plek, locatie en theater de denken in termen van de vaste grond of het ‘geworteld zijn’. Terwijl juist het beweeglijke en het onverwachte de basis vormen van ons hedendaags leven, in de stedelijke ruimte waar verschillende mensen elkaar kruisen.
De locatie als een kruispunt van verhalen komt terug in het werk van filosoof Michel de Certeau. In zijn bekendste boek, dat werd vertaald als The Practice of Everyday Life uit 1984, maakt De Certeau een onderscheid tussen plek en ruimte. In zijn visie is een plek een ordenend systeem waarin verschillende elementen naast elkaar bestaan, terwijl een ruimte beweeglijker is en meerdere vormen kan aannemen. Zoals één woord met een vaste spelling en grammatica in ontelbare woorden kan veranderen wanneer het wordt uitgesproken, zo kunnen er op één plek oneindig veel verschillende ruimten ontstaan doordat mensen er gebruik van maken. De Certeau beschrijft de openbare ruimte van de stad als een netwerk dat ontstaat doordat de verschillende routes van gebruikers elkaar kruisen. Samen creëren zij een meervoudig geheel, ‘een verhaal waarbij het verschil tussen schrijver en lezer niet meer te ontwaren is.’ Of het verschil tussen een acteur en een toeschouwer. De onvoorspelbaarheid die dan om de hoek komt kijken is precies waar de openbare ruimte lijkt op theater.
Theater is een kunstvorm waarbij de toeschouwer een essentieel onderdeel vormt van het werk; het werk ontstaat precies in het moment waar toeschouwer en speler samenkomen. Zowel de stad als een theatervoorstelling zijn geen vaststaand gegeven, maar een onvoorspelbaar geheel. Bij Pleinvrees betekent dat bijvoorbeeld dat op het Mercatorplein in Amsterdam een voorbijganger begon mee te doen en andere voorbijgangers opriep ook te komen luisteren. Of dat de acteur op de Vrijdagmarkt in Gent al binnen enkele minuten een grote groep mensen om zich heen had die hem volgden en de weg blokkeerden, terwijl in Brussel de acteur tot het einde alleen bleef.
Maar in een ruimte die door verschillende mensen op verschillende manieren wordt gebruikt bestaat ook de kans dat deze mensen slechts langs elkaar heen gaan en zich niets van elkaar aantrekken. Steden kunnen plekken worden waar mensen niet stil staan. maar alleen onderweg zijn en ontheemd raken. Over deze ontheemdheid en leegte gaat Pleinvrees ook en dat begint al bij de titel: de vrees voor een plek waar anderen zijn, de angst om samen met anderen te zijn. ‘Deze plek. Dit plein dat van niemand is. En dus van iedereen. Een plein, dat is georganiseerde leegte.’
Dan wordt plotseling de leegte doorbroken. De stem van de acteur schalt, versterkt door speakers, over het plein. De voorbijgangers kunnen hem niet meer negeren of denken dat het gewoon een zwerver was. De voorstelling dringt zich op aan de voorbijgangers en dwingt ze de toeschouwers letterlijk een standpunt in te nemen ten opzichte van de bestaande openbare orde. Ga je luisteren naar de acteur en verleen je waarde aan zijn woorden door om hem heen te staan? Of laat je hem alleen staan? Vanaf dat moment vormt de voorstelling zelf een kruispunt in een netwerk van bewegingen en ruimten in de stad waar speler, toeschouwer en voorbijganger elkaars pad kruisen en dezelfde ruimte delen.
Roos Euwe schreef voor haar master dramaturgie een scriptie over locatiespecifiek theater in de stedelijke openbare ruimte. Dit is een bewerking van haar conclusie.