Van Dokter Van Velzen had ik nooit gehoord, maar dat zei op zich niets. Elke keer dat ik een afspraak maakte bij mijn huisartsenpraktijk kwam ik weer bij iemand anders terecht. Een band opbouwen met je dokter is er op die manier niet bij. En dat terwijl die vertrouwensband mij zo essentieel lijkt, want het lichaam kent gevoelige kwesties. Zo had ik eens iets vreemds op mijn piemel zitten en kwam ik bij een tengere bleke vrouw die haar zondagen vast spendeerde aan het bakken van brood. Nadat ik haar een hand gegeven had, haalde ik zakelijk het geval uit mijn broek. ‘Zou u dat alstublieft weg kunnen doen?’ siste ze met rode konen. Enigszins beteuterd stopte ik hem terug. Ik dacht haar een plezier te zullen doen door meteen ter zake te komen, maar zij wilde dat ik eerst plaats nam op een stoel en haar mijn klachten vertelde. ‘Wel,’ zei ik, ‘ik vind het niet prettig om naar te kijken, ik word er onrustig van.’ Zij had dat duidelijk ook, want toen ik hem vervolgens alsnog mocht laten zien, brak het zweet bij haar uit. Ze bestudeerde het van alle kanten met één oog dicht en de ander samengeknepen, alsof ik een hologram tussen mijn benen had. ‘Het is een zeer ongebruikelijk dingetje, maar geheel ongevaarlijk,’ diagnosticeerde ze naar adem snakkend. Volgens mij wilde ze gewoon van mij en mijn piemel af zijn. Ik heb haar nooit meer teruggezien. Het dingetje zit er nog steeds.
Dokter Van Velzen zag eruit alsof hij uit een tv-serie was weggelopen. Hij was een mooie man, maar dat wist hij zelf ook. ‘Mijn rechteroor is mijn achilleshiel’, zei ik vriendelijk. ‘Ja ja, dat heb ik gehoord, iedereen heeft het erover,’ murmelde hij, terwijl hij een map doorbladerde. Ik glunderde. Blijkbaar waren mijn woorden niet tevergeefs geweest, de assistente had ze vast alleen genegeerd omdat ze zich overrompeld voelde. Dokter Van Velzen sloeg zijn map hard dicht. ‘Hier staat toch niets in,’ zei hij. Hij zei het zacht, maar het leek alsof hij schreeuwde. Toen verscheen er een lach op zijn gezicht. ‘Laat ik maar eens in dat oortje van jou kijken,’ sprak hij ondeugend en haalde de otoscoop uit zijn borstzak, om daar uitnodigend mee door de lucht te zwaaien. Toen hij zich over mij heen boog rook ik zijn aftershave, een melange van zeewind en sportauto. Ik hoopte dat hij mij zijn lucht niet hoorde opsnuiven. Hij porde het instrument heen en weer in mijn oorschelp. ‘Mmm, is dat alles?’ zei hij teleurgesteld. Ik wilde sorry zeggen, maar slikte het in.
Illustratie: Tejo Verstappen
Dokter Van Velzen liep terug naar zijn stoel. ‘Toegegeven, het is geen frisse boel daarbinnen, maar niets wat een beetje antibiotica niet zou kunnen verhelpen.’ Met een woeste hand schreef hij een recept uit en zei dat ik over twee weken maar terug moest komen. ‘Bent u er dan weer?’ vroeg ik. ‘Normaal zie ik hier steeds iemand anders, maar het lijkt me prettig als u er weer bent, dan kunt u de stand van zaken goed vergelijken.’ Van Velzen keek mij aan met een blik alsof ik net verteld had dat ik met zijn vrouw geslapen had. ‘Hoor ik nou goed dat je verkouden bent?’ sprak hij. Ik slikte. ‘Ja, het is de tijd van het jaar weer hè, ik....’ Maar de dokter liet mij m’n zin niet afmaken. ‘Je zit van alle kanten dicht jongen, ik hoop maar voor je dat je niet claustrofobisch bent.’ Het klonk als een dreigement. Ik wilde er alles aan doen om de dokter trots te maken, maar ik wist niet wat hij wilde.
De daaropvolgende twee weken moest ik driemaal daags een vloeistof in mijn oor druppelen en dan een hele poos mijn hoofd schuin houden, zodat het vocht er niet uitliep. Het jeukte enorm, maar ik wist dat ik er niet aan mocht zitten. Het enige dat mij deze martelingen deed overleven was het vooruitzicht dat binnenkort van het ene op het andere moment mijn oor herboren zou worden, zich openend met een plopje, sprankelend van vrijheid, alle geluiden van de wereld in zich op slurpend. Dat moment kwam echter niet. Mijn oor genas geleidelijk. Zo geleidelijk dat ik pas de ochtend dat ik weer naar de dokter moest bedacht dat hij het misschien wel deed zoals het hoorde. Het was teleurstellend hoe normaal het eigenlijk voelde weer in balans te zijn.
‘Dit trommelvlies is een juweeltje,’ sprak Van Velzen verlekkerd, ‘het glimt helemaal’. ‘Ja, ik ben er ook heel blij mee,’ zei ik. Toen kwam de arts in opleiding binnenlopen, de vrouw die zo breed gelachen had om mijn oor vol water. Ze leek mij niet te herkennen, of had geen zin om te groeten. ‘Olaf, ik moet echt even luchten hoor’, sprak zij over mijn hoofd. ‘Mevrouw Speer begint gewoon weer over die uitslagen die verwisseld waren, gek word ik ervan.’ ‘Gewoon negeren, die kreupele hoer,’ zei Dokter Van Velzen afwezig. 'Of stuur anders Fatima erop af, we hebben haar voor dat soort gevallen.' Ik wist niet goed of ik op moest staan en weg moest lopen, of wachten tot dit gesprek afgelopen was. ‘Kom,’ zei Dokter Van Velzen tegen de arts in opleiding, ‘laten we zo even paffen, ik heb tien minuten vrij.’ Daarna klopt hij me op de schouder. ‘Hopelijk tot nooit meer ziens,’ zei hij bemoedigend. En eindelijk voelde ik mij echt genezen. Ik wist dat mijn oor slechts een aflevering was geweest uit een nooit eindigende soapopera waar ik voor de rest niets mee te maken had, maar mijn oor was weer van mij.
The End