Het eerste dat ik deed nadat mijn relatie van negen jaar beëindigd was, was een to-do-lijst maken. Of eigenlijk maakte ik er drie. Eentje met dingen om me de komende tijd bezig te houden, eentje met dingen die ik altijd al wilde doen en nu eindelijk zou doorzetten (een berg beklimmen, zangles nemen, dat werk), en eentje met alle mannen in mijn contactenlijst die als rebound zouden kunnen fungeren. ‘Het is uit, maar met mij gaat het goed’, sms’te ik naar mijn beste vriendin, en daarna gingen mijn – inmiddels – ex en ik door met het vieren van onze vakantie, want we hadden nog anderhalve week te gaan.
Eenmaal thuis vingen vrienden me op met flessen wijn, bakken Ben & Jerry’s, zakken drop en dozen tissues. ‘Je mag nu alles doen wat je maar wilt’, zei een vriendin tegen me. ‘Of je jezelf nou elk weekend helemaal kapot zuipt, met rare mannen mee naar huis gaat of dagenlang huilend in bed ligt, het mag. Je hoeft je nu niet verstandig te gedragen.’ Allemaal ontzettend lief bedoeld, maar in zwelgen bleek ik niet zo goed te zijn. In plaats daarvan maakte ik lijstjes om mijn leven richting te geven, rende ik om mijn emoties kwijt te raken en kocht ik bloemen op de markt om de ruimte op te vullen in de kamer waar we samen sliepen.
Natuurlijk is het erg dat het uit is, maar het is beter zo. Goed, hij heeft me misschien op een absurde manier gekwetst, maar we waren ook altijd zulke goede vrienden, waarom zou dat nu niet meer kunnen? Het voelt zo kleinzielig om te doen alsof de wereld nu vergaat. Het was mooi. Nu is het over, en dat is ook goed. Klaar.
Dat is wat ik mezelf vertelde, en vaak nog steeds vertel. Maar toen ik laatst bij het opruimen een foto vond – de eerste die iemand van ons samen maakte, en ik het uitzinnige geluk zag dat van onze piepjonge gezichten afstraalde, kon ik niets anders denken dan: fuck dat verstand.
Liefde is een vorm van waanzin, dat weten we omdat een of andere schrijver het ooit opschreef en het sindsdien in zwierige letters wordt herdrukt op ansichtkaarten, tegeltjes en hun digitale equivalent. Het is de ergste vorm van waanzin. Er is niets rationeels aan om je levensgeluk in handen van een ander persoon te leggen, iemand die bovendien is uitgerust met een geheel eigen set aan neuroses, complexen en zwakke plekken. En er is vooral niets rationeels aan het geloof dat dit tot in de eeuwigheid zal duren.
Misschien is dat juist het mooie ervan, dat irrationele. Je weet dat het nergens op slaat en toch is het er, en is het echt, voor zo lang het duurt. Misschien is het enige passende antwoord op het einde van een liefde daarom wel: nóg meer irrationaliteit. En misschien, heel misschien, moet je juist zwelgen in je liefdesverdriet omdat het de enige manier is om nog een laatste keer hulde te brengen aan de prachtige, naïeve krankzinnigheid die liefde is.
Sinds kort bewaar ik daarom een fles gin naast mijn bed, voor als ik ’s avonds thuiskom in een leeg huis. Ik verzamel boeken over fatale liefdes en maak playlists waarin de droevigste liedjes van Nick Cave, Sharon van Etten, en Bob Dylan de boventoon voeren. Voorzichtig leer ik mezelf zwelgen, omdat ik geloof dat de liefde die nu voorbij is het verdient. Wie nog tips heeft voor hartverscheurende tranentrekkers: ik houd me (voorlopig) aanbevolen.
Foto: Edward Hopper - Le Bistro or The Wine Shop via Wikipedia Commons