Met betoverende fragmenten brak Maxim Februari in Zomergasten een lans voor de schoonheid als tegengif voor doorgeslagen data-drift. Sarah van Binsbergen zag de ideale Zomergasten-avond met de ideale gast.
Het was de Duitse socioloog Max Weber die begin twintigste eeuw voor het eerst sprak over de Entzauberung der Welt, de onttovering van de wereld. Daarmee bedoelde hij dat in onze modern-westerse, gerationaliseerde wereld in principe geen plaats meer is voor magische en onberekenbare machten. Je zou deze aflevering van Zomergasten kunnen lezen als een poging om de wereld weer even te hertoveren, met fragmenten vol schoonheid en, jawel, op het einde zelfs een vleugje magie. 'Schoonheid is een mensenrecht', zegt Februari naar aanleiding van een anekdote over zijn jeugd in het 'lelijke, lelijke' Overvecht, waar hij de troosteloosheid probeerde te bestrijden door Bach en Mozart te fluiten.
Het idee dat de wereld volledig kenbaar is, leidt tot verlies van menselijkheid
Niet dat de onttovering zelf niet aan bod kwam. Dat zou ook vreemd zijn, het is een van de belangrijkste thema’s in het werk van Maxim Februari, zowel in zijn columns en essays als in zijn laatste roman, Klont. Doorgeslagen rationalisering en vooral dataficering van de samenleving, het idee dat de wereld volledig kenbaar is, leidt uiteindelijk tot verlies van onze menselijkheid. Tijdens zijn ideale televisieavond wordt dit onder andere geïllustreerd met een fragment uit de documentaire National Bird, over oorlogsvoering met drones en hoe we door datagebruik en algoritmes een illusie van greep op de werkelijkheid creëren.
Wat al vroeg duidelijk wordt: die zorgen gaan deze avond niet overspoelen. Februari zoekt naar een tegengif, naar dingen die de dans van de berekenbaarheid, kwantificering en rationalisering ontspringen. Aan tafel bij een bewonderende – en van de weeromstuit wat onhandige – Janine Abbring zit iemand die ongelooflijk goed kan denken en die dat vermogen juist inzet om zich hard te maken voor het onkenbare van de wereld: dat wat je nooit helemaal in data of modellen kunt vertalen.
Dansende lichamen, bijvoorbeeld, zoals die van Ginger Rogers en Fred Astaire in het tweede fragment van de avond. ‘Voor mij zijn dit veredelde kattenfilmpjes’, zegt Februari gekscherend. Of het talent van Sinead O’Connor, in een ontroerend fragment waarin ze worstelt met een lied van Gershwin. ‘Ze hoort bepaalde dingen niet die andere mensen wel horen, maar die mensen kunnen dan weer niet zo goed zingen. Wat is dan muzikaliteit?’ vraagt Februari zich af.
'Je gaat zo lang met iemand mee het rijk van de dood in. Je bent heel ver weg en moet langzaam terugwandelen.'
Later op de avond keert de dans weer terug, met een prachtige, moderne uitvoering van de stervende zwaan, door streetdancer Charles ‘Lil Buck’ Riley. Daarbij doet ook een andere gast zijn intrede: de dood. Abbring haalt een stuk aan waarin Februari scheef: 'Nu mijn geliefde dood is blijk ik zelf nog te leven.' Over de dood van die geliefde, Gerda Meijerink, in 2015, zegt hij zelf: 'Je gaat zo lang met iemand mee het rijk van de dood in. Je bent heel ver weg en moet langzaam terugwandelen'.
Brok in de keel. Het is het meest aangrijpende moment van de avond en misschien wel een van de ontroerendste momenten in Zomergasten ooit. Mooi is, naast de zichtbare ontroering en kwetsbaarheid van Februari, wat hij zegt over hoe dit gemis zijn werk beïnvloed heeft. Via je geliefde heb je toegang tot een ander cultuur – Meijerink was vertaler en Duitslandkenner – zegt hij, en toegang tot die wereld is er nu niet meer.
Dit geeft ook een inkijkje in hoe Februari als denker en schrijver werkt. Wie en wat heeft hem gevormd? Waarom wilde hij schrijver worden? Daar had meer van mogen zijn, of in ieder geval had ik graag nog meer gehoord over invloeden op zijn eigen schrijverschap en zijn ideeën. Los van die anekdote over Bach fluiten in Overvecht, komen we daar weinig over te weten.
Maar dat is zeuren, want het moet gezegd: dit was de ideale Zomergastenavond. Met de ideale gast: intelligent, erudiet, grappig en kwetsbaar. Met een reeks betoverende fragmenten die aanleiding zijn voor verrassende observaties. En met een duidelijk thema: dat stukje van de menselijke ervaring dat niet te reduceren valt. Schoonheid als recept tegen de onttovering van de wereld. Prachtig wordt dat thema ook in het laatste fragment weer gevangen: de bewonderende, dromerige blik van een twaalfjarig meisje, kijkend naar de magie van goochelaar Fay Presto.