Het is een constante in mijn leven, luddevedu. En dan bedoel ik niet het getreur over verbroken relaties. Daar kom ik na veel uitgelopen mascara, bier en andere geestverruimende middelen altijd wel overheen. Het is het besef dat elke vorm van liefde uiteindelijk eindigt, of misschien wel nooit bestaan heeft, dat me verdrietig maakt.
Liefde, van iemand houden of verliefd zijn is uiteindelijk het mooiste dat je kan meemaken maar tegelijkertijd ook het allerslopendste. Ik heb de raarste dingen voor de liefde gedaan. Ik boekte spontaan reizen naar exotische bestemmingen, kookte vlees, liet de vader van een ex mij een “linkse Hollandse teef” noemen… Man, ik verhuisde zelfs naar Duitsland. En dat alles met de hoop op onvoorwaardelijke liefde.
Dat laatste, naar Duitsland verhuizen dus, deed ik voor de eerste grote liefde van mijn leven. We hadden pret, ik hield van hem, hij van mij, en toen gingen we samenwonen. We hadden nog steeds pret maar als je constant op elkaars lip zit, wordt alles toch net iets minder spannend. Dan ontdek je opeens dat je niet kan onthouden waar jouw én zijn spullen liggen. Dat het vervelend is dat jij drie jobs tegelijkertijd aan het doen bent en hij zijn laatste geld aan een op afstand bestuurbare helikopter uitgeeft. En dat hij altijd twee verschillende sokken draagt. Hield ik daarom minder van hem? Nee. Ik vond dat van die sokken zelfs schattig. Maar opeens, na twee jaar (en ja, dat is lang voor mij) komt er dan een punt waarop je beseft dat je vrienden bent geworden. Zonder benefits nog ook. Dus toen besloten we, heel vriendschappelijk, uit elkaar te gaan. Oké, het feit dat hij mijn lievelingssnijplank had laten verkolen op een elektrisch vuur had er ook wel iets mee te maken. Met zo’n man wil je geen brandverzekering. Laat staan kinderen.
Niet dat ik kinderen wil. Ik denk dat kinderen krijgen voor veel mensen een bevestiging van hun liefde is. Terwijl ik vaak denk: dat was niet nodig geweest. Op sommige kinderen zit namelijk niemand te wachten. En op veel ouders nog veel minder. Maar dat is een andere discussie. Ik wil geen kinderen, maar ergens diep van binnen hoop ik dat iemand mij er ooit bijna toe dwingt. Omdat die persoon vindt dat mijn genen zo ongelooflijk tof zijn. Waarschijnlijk zou ik dan nog altijd weigeren, want als dat betreffende kind inderdaad mijn genen heeft, moet ik er niet aan denken om zo’n dikke kop eruit te duwen. Het zou desalniettemin een mooi compliment zijn.
Ik denk er vaak over na waarom het niet zo wil lukken met mij en de liefde. Om mij heen zie ik namelijk genoeg mensen die het blijkbaar wel gevonden hebben, het onvoorwaardelijk houden van elkaar. Ben ik te veeleisend? Te raar? Te enthousiast? Of kies ik gewoon altijd de verkeerde mannen? En doet dat er allemaal eigenlijk toe? Mensen zeggen vaak dat je hart belangrijker is dan je hoofd en dat eerste probeer ik dan ook altijd te volgen. Helaas ga ik daardoor ook nogal vaak op mijn bek. Vooral als ik dan opeens wél begin na te denken. Constant en teveel. En neurotisch zijn is niet sexy.
Eén van mijn favoriete nummers over de liefde is er eentje van een punkbandje uit Dallas genaamd The Nervebreakers. Het heet ‘I Love Your Neurosis’. Ik hoop nog altijd op het moment dat iemand dat onder mijn raam komt spelen. Ergens heel diep van binnen denk ik niet dat dat ooit gaat gebeuren en ik waarschijnlijk eindig met vijf katten, een snor en veel neuroses waar niemand van houdt. Maar gelukkig heb ik mijn hart nog en ik hoop dat dat ooit nog eens zo hard gaat kloppen dat ik mijn eigen gedachten niet meer hoor.