In deel één van dit drieluik maken we kennis met Han. Hij probeert zich iedere dag weer staande te houden in de wereld die het kantoor heet.
‘Goeiemorgen, Han’, zegt Ans.
‘Hey’, bromt Han.
‘Alles goed?’ vraagt ze dan.
‘Het gaat’, is zijn antwoord, omdat het moet. Het hoort erbij, elke dag weer.
‘En met jou?’
‘Goed, goed’, zegt ze, en ze meent het.
‘Gefietst?’ vraagt hij. Zijn broekspijpen kleven nog aan zijn benen.
‘Nee, gelukkig niet’, lacht Ans.
De rest van de dag zeggen zij niet veel tegen elkaar. Han kent haar nauwelijks, weet niet wat ze leuk of interessant vindt. Onderwerpen zijn schaars. Zij is een collega, iemand in wiens leven hij niet te veel wil wroeten, zodat zij ook het zijne onberoerd laat.
Geen enkele collega is perfect, ze zijn wie ze zijn. Collega’s zijn als een familie; je hebt ze niet uit te kiezen en je brengt er een groot deel van je leven mee door. Dus maak je er maar het beste van. Als je geluk hebt, vallen ze mee. Han weet dat hij niet mag klagen.
Ze is zes jaar jonger, ze is vriendelijk geboren en heeft een prettige lach. Ze werkt hier nu twee jaar, Han acht. Hiervoor werkte ze in de reclame, of iets dergelijks. Nu volgt ze de productie van de boeken op. Als ontbijt eet ze graag nootjes. Elke ochtend eet ze een potje leeg. Ze grabbelt in het potje, de noten kraken tussen haar tanden. Dit duurt een uur. Han wil er al lang een opmerking over maken. Maar hoe begin je daar aan? Hij weet het niet. Dus verbijt hij de ergernis. De collega die haar voorging, at elke ochtend fruityoghurt uit een potje. Om yoghurt en fruit te mengen, schudde ze eerst met het potje. Dit klonk precies als een kokhalzende kat. Als Han zich ’s ochtends niet goed voelde en het geluid hoorde, voelde hij zich nog slechter. Toen maakte hij er wel een opmerking over, door haar te zeggen dat het klonk als een kokhalzende kat. Dat vond die ex-collega erg grappig. Sindsdien schudde ze nog wat langer met haar potje.
Na acht uur werken schuift Ans haar stoel naar achter, strekt ze haar armen en laat ze alles eens goed kraken.
‘Zo!’ zegt ze.
‘Zit het er op?’, vraagt Han zonder opkijken.
‘Jep. Nog twee daagjes!’
Han schrijft ‘Met vriendelijke groet’ aan het eind van een e-mail, gevolgd door zijn naam. Hij vraagt zich voor de zoveelste keer af waarom hij die woorden telkens zelf schrijft, en ze niet met één simpele druk op een toets laat verschijnen. Daar moet hij eens werk van maken.
‘Nog twee dagen en dan?’, vraagt hij.
‘Weekend natuurlijk!’, lacht zij.
Daar is het wekelijkse bijna weekend gesprek. Om tijd te winnen en een antwoord te verzinnen, opent hij zelf het gesprek.
‘En, plannen dit weekend?’
Ze heeft veel plannen. Zij en haar vriend gaan naar keukens kijken, de zolder opruimen, uit eten met haar ouders en op zondag hebben ze vrienden op bezoek.
‘En jij, wat zijn jouw plannen?’
Han heeft een antwoord klaar.
‘Geen echte plannen. We zien wel.’
Dat vindt ze leuk, zegt ze, want als er niets vastligt, kan alles nog gebeuren.
Hij blijft nog even, zegt hij, nog iets afwerken, wenst haar een prettige avond, met vriendelijke groeten aan het zeteltje.
Als hij een kwartier later klaar is om uit te loggen en huiswaarts te keren, beseft hij dat ze gelijk heeft. Er is niets, en alles kan.

J. de Vries is assistent-uitgever bij een juridische uitgeverij, waar hij de publicaties opvolgt en het reilen en zeilen observeert. In zijn vrije tijd schrijft hij verhalen en draait hier en daar plaatjes.

Lisa-Marie van Barneveld is editorial illustrator. Ze houdt van korte deadlines en moeilijke onderwerpen. Haar geheime superkracht is meer verf op haar handen/kleren/tafel/kat krijgen dan op het papier.