Han probeert zich iedere dag weer staande te houden in de wereld die het kantoor heet. Dit korte verhaal maakt onderdeel uit van een drieluik. Deel één vind je hier.
‘De poes is aan het ruiven.’
Han schrikt en kijkt op van zijn papieren. Van achter zijn computerscherm duikt het grote hoofd van de kuisvrouw op.
‘Pardon?’, vraagt hij.
‘De poes’ herhaalt ze, iets trager, ‘is aan het ruiven.’
Ze kijkt hem verwachtingsvol aan, zeemvel in haar opgeheven hand.
Krampachtig probeert hij te achterhalen wat ze bedoelt. Spreekt ze in codetaal? Is ze gek geworden? Of zoekt hij het te ver? Han wil dit contact niet. Hij wil verder werken, maar er wordt iets van hem verwacht.
De kuisvrouw heeft geduld, ze glimlacht en blijft onverstoorbaar wachten op een reactie, met het zeemvel in de opgeheven hand.
Het zeemvel. Is dit de sleutel die het mysterie ontsluit? Han richt zijn aandacht op dat natte, gele ding. Wat veegt een zeemvel op als men het over een bureau wrijft? Stof, kruimels, koffiecirkels, een afgebeten vingernagel, haar.
Haar.
‘Haar', zegt Han, om iets te zeggen.
Ze houdt het natte zeemvel nu vlak voor haar gezicht, gelukkig niet voor het zijne. Met twee vingers in pincethouding tovert zij een fijn wit haartje tevoorschijn. ‘Haar’, zegt zij.
Het gesprek vermoeit hem, en het gesprek blijft verwarren.
Han bekijkt het haartje. Het is wit en fijn. Het zou van hem kunnen zijn. Grijze haartjes woekeren zacht maar zeker langs de slapen van zijn hoofd. Zoiets hou je niet tegen. En eerlijk waar, hij zit er niet mee in, laat hem maar ouder worden.
Toch voelt het alsof de zaak nog niet is opgelost. De kuisvrouw blijft hem verwachtingsvol aankijken. Han kon al achterhalen dat het gesprek, als je het een gesprek noemen kan, over haar gaat. Maar waarom noemt zij hem dan een poes, een poes die aan het ruiven is?
‘Poes?’, vraagt Han.
‘Ruiven doen ze in deze tijd van het jaar allemaal. De mijne ook.’
Natuurlijk. De puzzelstukken vallen op hun plaats. Het haar, fijn en wit, is het zijne niet, maar van een poes, meer bepaald van zijn poes, hun poes, die overal in huis slaapt. Die poes verliest haar, het haar hecht zich aan zijn mouwen en broekspijpen en reist zo helemaal mee naar het kantoor. Hier valt het haar van zijn mouwen en broekspijpen en verspreidt het zich verder, of strandt het achter zijn computerscherm. Daar veegt de kuisvrouw het haar op met haar zeemvel, en daar toont ze het, en merkt ze op dat het de tijd van het jaar is voor poezen om te ruiven.
Wat een opluchting. Han lacht slapjes. ‘Ja. Dat is waar’, zegt hij en kijkt gespeeld geconcentreerd naar zijn scherm tot ze is verdwenen.
De rest van het daarop volgende uur ontsnapt hij niet aan de gedachte dat wij zoveel met ons meedragen, wat ons loslaat, wat van ons afvalt, zich verspreidt, soms voorgoed verdwijnt, maar soms ook weer terugkeert, zoals het haar van de poes. Han zoekt en vindt hierin een geruststellende gedachte. Niet alles is een raadsel. Antwoorden liggen soms voor het grijpen, vlak voor je neus, tussen de door de jaren heen verzamelde spullen, op de plek waar je uren en dagen doorbrengt, in dit kleine wereldje aan je bureau, tussen de muren van het kantoor.
Han schuift zijn bureaustoel een meter naar achter, en kijkt.
J. de Vries is assistent-uitgever bij een juridische uitgeverij, waar hij de publicaties opvolgt en het reilen en zeilen observeert. In zijn vrije tijd schrijft hij verhalen en draait hier en daar plaatjes.
Lisa-Marie van Barneveld is editorial illustrator. Ze houdt van korte deadlines en moeilijke onderwerpen. Haar geheime superkracht is meer verf op haar handen/kleren/tafel/kat krijgen dan op het papier.