Hoe ziet het leven eruit voor mensen zonder legale verblijfsstatus in Nederland? Jemila (24) kon in haar geboorteland Sierra Leone niet uitkomen voor haar seksuele geaardheid. Hier vond ze nieuwe hoop voor de toekomst: ‘Over vijf jaar wil ik iets groots zijn.’
‘Hier zijn is een enorme opluchting. Elke dag word ik sterker, leer ik van mijn fouten, en probeer ik te werken aan de toekomst. Wat er verder ook aan de hand is, ik kan hier de dingen zeggen en doen die ik thuis niet kon of mocht zeggen. Jezelf zijn is iets waar iedereen het recht op zou moeten hebben. Kunnen zeggen wat je voelt zonder dat een ander op je neer kijkt.
Ik ben opgegroeid in een huishouden waarin de vrouwen veel te lijden en weinig te zeggen hadden. De man was de baas, over alles. Toen ik jong was zei ik tegen mezelf: "Ik zorg dat ik later nooit zo word". Elke keer als ik naar mijn ouders luisterde dacht ik: als dit is hoe een man me gaat behandelen, dan ga ik nooit trouwen.
Ik hoop dat mijn vader er nog is, maar ik heb geen contact meer met hem
Ik had allerlei redenen voor mijn vertrek. De belangrijkste: ik ben een meisje dat op meisjes valt. In mijn land is dat niet geaccepteerd. De LGTB-gemeenschap zoals die hier bestaat is nu niet mogelijk in Sierra Leone. Misschien wordt het ooit mogelijk, en wie weet kan ik een klein deel uitmaken van die verandering. Misschien kan ik aan anderen leren dat het oké is om jezelf te zijn en om een ander zichzelf te laten zijn.'
‘Om hier te zijn heb ik mijn familie op moeten geven. Ik hoop dat mijn vader er nog is, maar ik heb geen contact meer met hem. Soms gaan dingen niet goed, dan zou ik hem graag bellen. Om te zeggen: luister papa, het is moeilijk hier, de noodopvang verwart me, ik had ruzie met mijn vriendin.
Iedereen heeft familie nodig in zijn of haar leven. Iemand buiten jezelf om in te vertrouwen, iemand met wie je een taal deelt. Dat heb ik niet.
De Nederlandse mensen die ik ken zijn de mensen die me steunen. Zoals de oude vrouw bij wie ik een tijd in huis heb gewoond. Ze noemde me haar huisbaas, we aten samen en gingen wandelen. In 2013 beloofde ze me om me mee uit te nemen voor mijn verjaardag, en ze deed het nog ook!’
‘Ik ben samen met iemand anders naar Nederland gekomen. Iemand die me had moeten helpen. Maar het liep anders, en ik moest bij die persoon weg zien te komen. Daar wil ik het verder niet over hebben. De vrouw bij wie ik in huis woonde, heb ik ontmoet in een blijf-van-mijn-lijfhuis.
Nadat ik me bij de politie had gemeld omdat ik bang was, kreeg ik een voorlopige verblijfsvergunning terwijl ze probeerden de persoon die me hier had gebracht op te sporen. Ik ging met het COA werken aan mijn procedure voor het aanvragen van een verblijfsvergunning.
Ik had net gehoord dat ik het AZC uit moest toen er twee jongens langskwamen om hiphop met ons te maken. Eén van hen deed een oefening met ons: we moesten een brief schrijven aan ons toekomstige zelf, de ‘ik’ van over drie jaar. Op dat moment had ik geen enkele hoop. Er was nergens iemand die op me zat te wachten, niets om naar toe te gaan. Ik schreef: ‘Deze brief is geschreven door het meisje wat je ooit was, maar nu is alles anders. Je hebt hard gewerkt om te zijn waar je nu bent. Je ervoer het slechtste maar bleef hopen op het goede. Ik hoop dat je intussen wat van je bagage kwijt bent geraakt.’
‘Over vijf jaar wil ik iets groots zijn. Dan wil ik werken. Het maakt me niet uit als wat. Misschien lukt het me om iets te doen met kleding doen. Ook als het niet professioneel is zou ik graag de jurken willen kunnen maken die ik mooi vind.
Ik zing en dans en ik houd van gospel. Alle nummers die ik graag hoor, zing ik. Ik zing ze tot ik ze uit mijn hoofd ken. Muziek geeft me kracht. Als ik hier geboren zou zijn, was ik inmiddels misschien een professionele zangeres. Misschien zouden mijn ouders dan lessen voor me betaald hebben en had ik aan talentenshows meegedaan.
Nu ik gestopt ben met mijn aanvraag voor een verblijfsvergunning, heb ik weer een leven
Tot voor kort had ik steeds het gevoel dat alles me ontglipte. Zelfs in mijn eigen land had ik inmiddels afgestudeerd moeten zijn, ik heb de leeftijd waarop mensen beginnen met werken. En ik heb niet eens basisopleiding, die krijg ik nu pas. Maar toen vertelde iemand me dat ik nog jong ben. Dat haar moeder met een opleiding was begonnen op haar vijfendertigste, en dat die moeder nu werkt. Het is dus nooit te laat.
Toch voelt het soms zo.'
'Toen ik in procedure was om een verblijfsvergunning aan te vragen, mocht ik niks. Op dit moment zit ik niet meer in een procedure, maar ik heb wel weer een leven. Ik leer dingen bij het ASKV, een steunpunt voor vluchtelingen, en bij het Wereldhuis. Naaien, en Nederlands. Ik ontmoet er mensen die in dezelfde situatie als ik zitten. Dat maakt het leven makkelijker: we hoeven niet steeds alles aan elkaar uit te leggen, we hoeven ons niet te verdedigen. We zijn gelijk.
Daardoor voel ik me niet meer zo kapot. Ik ben verdrietig, maar ik probeer mezelf gelukkig te maken.
Ik ga elke woensdag naar therapie. Om weer genoeg zelfvertrouwen te krijgen om stappen te kunnen zetten. Ik weet niet wat morgen of overmorgen gaat gebeuren, dus ik moet in staat zijn om in dit moment te leven. Het soort verdriet dat ik heb is niet het soort verdriet waarbij huilen helpt. Ik moet gewoon naar een andere situatie toewerken. Ik ga gelukkig zijn terwijl ik hier ben.’
De naam van de geïnterviewde is gefingeerd.