Zwembaden zijn gevaarlijk. Zeker als Massamoordenaar Mano er is, die jongen met dat petje, die bij zijn vorige school is weggestuurd. Maar gevaar kan ook aantrekkelijk zijn.
Niet rennen langs het zwembad, die tegels zijn nat. Niet onder de duikplank zwemmen, straks springt iemand op je. Smeer je in. Smeer je nog een keer in. Niet met een volle maag gaan zwemmen. Niet met een lege maag gaan zwemmen. Hou je spullen goed in de gaten. En zorg dat je niet verdrinkt.
Zwembaden zijn gevaarlijk. Zijn ze daarom zo aantrekkelijk?
We waren tien, elf hooguit, toen Massamoordenaar Mano in onze klas kwam. Hij leek veel ouder, iemand die in een film is gecast om een leerling te spelen, maar amper geloofwaardig overkomt. Gecast als outcast, in zijn geval. En ik herinner me dat hij op een scooter naar school kwam, maar dat kan natuurlijk niet.
Ik voelde dat gevaar hevig tintelen onderin mijn buik.
Iemand zei dat Mano zo plotseling op onze school was gekomen omdat hij van zijn oude school af moest. Daar had hij iemand vermoord. We besloten het te geloven. We noemden hem Massamoordenaar. Het leek een heel valide reden om van school te veranderen. En hij zag er ook best gevaarlijk uit. Met dat petje. Wisten wij veel. Maar onder dat petje, die dromerige slome mooie ogen. Ik werd nerveus van Mano. Hij kon indringend kijken met die ogen, intimiderend. Een volwassen vieze mannenblik.
Mijn blauwe badpak had ik aan, die woensdagmiddag in zwembad De Krommerijn. De geur van zonnebrandcrème, chloor en patat in onze neuzen. Ik verbeeld me nu dat we zelfs softijs konden ruiken. De zon op onze smalle schouders. En toen siste mijn vriendinnetje: ‘Massamoordenaar Mano is er!’ Zij dacht alleen aan gevaar. Ik voelde dat gevaar hevig tintelen onderin mijn buik.
Ik durfde niet op te kijken. Mijn hoofd legde ik op mijn handdoek, mijn ogen dicht. Zo lag ik te denken aan de onzichtbare verbintenis tussen Mano en mij. We waren samen in het zwembad, al waren we niet samen. We hadden nu samen iets meegemaakt. Het was geen belangwekkend avontuur, dat wist ik, maar toch. Ik maakte me nog geen zorgen over hoe mijn haar zat, hoe mijn kleren zaten of hoe mijn lijf zat. Make-up droeg ik nog niet. Ik maakte me zorgen over hoe ik deed. Bij twijfel deed ik niets. Ik lag op mijn handdoek en deed niks. Een verleidingstactiek van niks. Mijn vriendinnetje vond er niks aan. Ik kon haar niet vertellen waarom ik niet meer bewoog. Als ik had bewogen, had ik kunnen zien of hij met zijn petje op zwom. Ik denk van wel. Als ik had bewogen, had ik me in kunnen smeren. Dat leek ineens kinderachtig en raar.
Thuis bekeek ik mijn rode schouders en rug in de spiegel. Ik smeerde aftersun. Toch kon ik niet slapen van de branderige pijn. Het voelde alsof hij dat had gedaan, mijn Massamoordenaar Mano, alsof hij mijn schouders had verkleurd, mijn rug had aangeraakt. Ik droomde dat hij me van de glijbaan duwde. Ik droomde dat ik zijn petje op mocht en zijn pistool mocht zien.
Anna van Leeuwen is Hard//hoofd-redactielid, freelance kunstjournalist en schrijft korte verhalen. Ze zou graag een alpaca hebben voor op haar balkon. Alvast bedankt.
Wies van der Velde is illustrator, wonend en werkend in Den Bosch. Ze werkt vooral met kleurpotlood en Lino, die samen een mooie balans vormen.