Als ik probeer uit te leggen wat mijn vader voor werk doet, vertel ik graag over het konijn. In het hospice waar hij dokter is, hadden ze eens een dame opgenomen die nogal weerbarstig was. Ze snauwde tegen de verpleging en tegen de vrijwilligers. Toen mijn vader aan haar bed stond tijdens zijn dagelijkse rondje langs de ‘gasten’ (geen patiënten, maar gasten of bewoners, heb ik geleerd) zei hij terloops dat zijn dochter, ik, een konijn had. Er veranderde iets in de blik van de vrouw. Mijn vader dacht zelfs dat hij iets zachts zag. Een paar dagen later kwam er in het hospice een jonge vrouw van de kinderboerderij langs. Met een konijn. Voor de boze vrouw, om even mee te knuffelen.
Mijn vaders werk is zijn leven. Ik ken hem niet anders. Ook buiten werktijd is hij altijd paraat als ‘de dokter in de zaal’. En iedereen die hem kent weet dat. Onze tandarts informeerde vorig jaar tijdens de controle: ‘Werkt je vader nog steeds zo hard?’ Met mijn mond halfopen gromde ik iets bevestigends. ‘Ja, dat is er zo een, die werkt zich uiteindelijk gewoon kapot,’ zegt hij droogjes, ‘wel overzichtelijk voor jullie, dan weet je ten minste waar hij dood aan zal gaan.’
Dat lijkt anders te lopen. Over drie weken gaat mijn vader met pensioen. Ik greep de laatste kans aan om zijn vreemde wereld, dat huis van stervende mensen, van dichterbij zien: vorige week liep ik een dag mee.
Mijn vader had me beloofd zijn werkdag precies te doen wat hij altijd doet. Samen gingen we kamer in kamer uit. Achter elke deur een leven dat heel klein geworden is. Wie in het hospice komt heeft een levensverwachting van drie maanden of minder. Sommigen houden het langer vol, de meesten korter.
De eerste keer dat zo’n brede zware kamerdeur openging hield ik even mijn adem in. Maar het wende snel, het praten met mensen die op het randje van de dood staan.
Het was een dag zonder konijnen.
Kamer 4
Brandwerend dekentje
De man van kamer 4 zit op een stoel naast zijn bed, zijn rug naar de tuin. Zijn ogen staan angstig. Mijn vader neemt plaats op het bed tegenover hem. De angstige ogen richten zich op. ‘Mag ik naar huis?’, vraagt de man. ‘Dit is nu uw huis’, zegt mijn vader. Of eigenlijk roept hij het. De man is hardhorend, maar dit verstaat hij. Hij gelooft het alleen niet, schudt zijn hoofd en kijkt de kamer rond. ‘Ik wil naar huis’, zegt hij. ‘Is uw vrouw er nog niet?’ roept mijn vader. Het is geen strikvraag. Even later komt de echtgenote binnen, ze geeft haar man een voorzichtige kus.
‘Hoe gaat het met het roken?’ wil mijn vader weten. De man heeft over zijn bovenbenen een glad wit dekentje dat hij met zijn linkerhand streelt. Het is een brandwerend dekentje, zegt mijn vader. ‘Hij rookt alleen nog met mij’, vertelt de vrouw. Mijn vader is tevreden: ‘Anders steekt hij de ene na de andere op.’ ‘Peukie roken?’ vraagt de man aan zijn vrouw. Er verschijnt een flauwe glimlach op zijn gezicht als hij ziet dat ze knikt.
Kamer 8
De stoel
De vrouw die vanochtend is overleden ligt op bed, haar familie staat er bij. Zoon en dochter houden elkaar stevig vast. De verpleegkundige leest een gedicht voor. Voor de deur staat de lijkwagen klaar. De vrouw was twee weken in het hospice. De eerste week wilde ze niet in bed liggen. Ze zat liever in haar stoel. Ze dacht dat ze doodging als ze zou gaan liggen. Uiteindelijk is ze toch gaan liggen en doodgegaan.
Kamer 2
Een slechte dag
De vrouw van kamer 2 is aan het ontbijten. Tussen de hapjes beschuit met hagelslag door vertelt ze: ‘Er zijn goede en slechte dagen.’ ‘En vandaag?’ informeert mijn vader. ‘Vandaag is een slechte dag. Ik lig al de hele dag op bed.’ Hoe een goede dag eruitziet wil mijn vader weten, maar de vrouw verslikt zich in haar beschuitje. Een hoestbui, een voorzichtig slokje water, nog een hoestbui, een hapje, een slokje. Of mevrouw misschien nog eens naar huis zou willen, vraagt mijn vader als ze weer op adem is. ‘Ik sta er niet om te springen, nee’, zegt de vrouw.
Als we op de gang lopen zegt mijn vader: ‘Ze komt bijna nooit uit bed, had je dat in de gaten?’ ‘Nee’, zeg ik. En ik spoel het gesprek dat ik dacht te begrijpen nog eens in mijn hoofd af. Uitzaaiingen in de hersenen, licht mijn vader toe.
Kamer 1
Met klompen aan
De oude dame van kamer 1 is blij mijn vader te zien. Vorige week had ze aan de verpleging gevraagd of ze hem een kaart kon sturen, zo dol is ze op hem. Ze straalt als hij naast haar bed komt zitten, maar ze voelt zich niet goed. Haar kamer is verduisterd, want ze kan het daglicht niet meer verdragen. En ze wil euthanasie. ‘Heel graag’, zegt ze. Dit kan niet in het hospice en mijn vader doet het niet, maar hij heeft net een formulier gefaxt om een procedure via de Levenseindekliniek te starten. Dat kan even duren. Ik hoor mijn vader zeggen: ‘Voor u hoop ik dat onze lieve heer u gauw komt halen.’
Dan vertelt mijn vader aan mij dat deze dame cancandanseres was. ‘Ja echt, ze danste met klompen aan en verder bijna niks,’ lacht hij. ‘U was danseres?’ vraag ik. ‘Jazeker! En nu zou je mijn benen eens moeten zien, er is niks meer van over!’ Ik ga niet op het aanbod in, maar vraag: ‘Luistert u nog graag naar muziek?’ Nee, dat doet ze niet meer. Er staat een gigantische flatscreen op haar kamer. Kijkt ze nog wel televisie? Nee, maar ze heeft een Franse film op dvd op het kastje liggen. En ze wil heel graag dat mijn vader die van haar leent. Hij vindt dat ze ‘m eerst nog een keer zelf moet kijken.
Als ik de kamer uitloop, zie ik een fotolijstje van een prachtige jonge vrouw op een paard.
Kamer 6
Even een beetje afstand
De man die net uit het ziekenhuis komt is onrustig. Tijdens de intake dwalen zijn woorden en gedachten af. Hij praat met dubbele tong, het liefst over zijn werk. ‘Het ging gewoon niet meer, er kwam te veel op me af. Je doet je best natuurlijk. En nu dacht ik, even een beetje afstand is wel goed, het is goed om gewoon even wat afstand te kunnen nemen.’
Mijn vader reageert kalm, laat zich niet van de wijs brengen. Complimenteert de man met wat hij allemaal al doorstaan heeft. Zegt hem dat het moeilijkste deel nu achter hem ligt. Ondertussen herhaal ik in mijn hoofd dat woord ‘even’. Zou de man het menen? Even wat afstand is binnenkort eeuwig wat afstand, realiseert hij zich dat dan niet?
Mijn vader belt later de huisarts van deze man. Vier maanden geleden werkte hij nog. De afgelopen maanden bevond hij zich tussen witte jassen, dat is nu voorbij. Ook hij heeft uitzaaiingen in de hersenen.
De bandrecorder
Na onze dag in het hospice neemt mijn vader me mee uit eten. Hij wil weten of ik me er iets bij kan voorstellen, werken in de zorg. Of ik begrijp wat de vrijwilligers drijft, vraagt hij. Misschien hoopt hij dat, maar ik moet hem teleurstellen. Ik vertel dat ik alleen betrokken zou kunnen raken bij deze mensen uit egoïsme, omdat ik iets bij hen zou willen halen: hun verhalen. Ik zou niet met de juiste beweegredenen komen, vind ik, niet echt om te helpen, zoals hij. Mijn vader zegt dat egoïsme misschien een gezonde motivatie is, pretentieloos. Ik vraag wat hij er zelf uithaalt: ‘Dat iemand blij is me te zien, omdat ik kan helpen. Die rol, die ligt mij.’
Ik wil weten hoe hij erachter kwam dat hij helpen fijn vindt. Ik ken hem niet anders. Hij vertelt me hoe hij vroeger soms zijn vader, die dominee was, assisteerde. De preek werd elke zondag opgenomen voor dorpsgenoten die er niet bij konden zijn, vooral oude en zieke mensen. ‘Ik liep elke week met onze bandrecorder door het dorp. De ene dag bracht ik de bandrecorder naar de ene zieke en de volgende dag haalde ik hem weer op, spoelde de band terug en ging naar de volgende.’ En al die mensen waren dolblij de zoon van de dominee aan hun deur te hebben.
Even kan ik in mijn vader dat jongetje met de bandrecorder zien. Ik zag in het hospice al dat hij even graag verhalen als medicijnen uitdeelt, misschien wel liever verhalen of in ieder geval aandacht. En als het echt nodig is, natuurlijk een konijn.
De verhalen uit dit artikel zijn gebaseerd op ontmoetingen met hospicebewoners. De verhalen zijn geanonimiseerd en de betrokken bewoners inmiddels overleden.
Anna van Leeuwen is Hard//hoofd-redactielid, freelance kunstjournalist en schrijft korte verhalen. Ze zou graag een alpaca hebben voor op haar balkon. Alvast bedankt.
XF&M zijn een illustratie duo uit Groningen. Vanuit hun studio/huis werken zij samen aan hun illustraties, laag voor laag, met pen en papier, wat potlood, verf, krijt, inkt, stiften…en misschien nog wat spuitbus…