Deze week het tweede van drie korte verhalen door Elfie Tromp.
Omdat hun ouders op vakantie zijn, logeren Elfie en haar zus bij tante Linda.
‘s Avonds is Linda kok in het restaurant onder het huis. Overdag geeft ze reiki-behandelingen aan vrouwen in het dorp. Ze komen af en aan, schuifelen door naar de zolder, naar de behandelkamer.
Elfie hangt al dagen op de zwartleren bank in de zitkuil. Die is zo lang dat ze er vier keer in de lengte op kan liggen voordat ze het einde bereikt. De wanden van de zitkuil zijn boekenkasten, volgestouwd met pocketromans, encyclopedieën, biologieboeken, gidsen over kristallen, acupunctuur, energiegolven en meditatietechnieken.
Ze bladert er doorheen. Klapt kleurige diagrammen en tekeningen van het menselijk lichaam open. Met punten en lijnen worden energiestromen aangeduid, alsof het geografische kaarten zijn en het menselijk lichaam niet zomaar een homp, maar een bergketen van vlees en vel is.
Haar zus komt de zitkuil in gerend. “We hebben post! We hebben post!” Ze wappert met een kaart.
De afgelopen dagen hoorde Elfie haar zus samen met haar nicht in de tuin gillen. Als ze uit het raam keek, zaten ze bij het hok de Vlaamse reus paardenbloemen te voeren.
Haar zus ploft naast haar op de bank en houdt de kaart tussen hen in. Het is een foto van Mickey Mouse. Hij staat voor het sprookjeskasteel. De armen in de lucht, de bek wijdopen van plezier.
“Muizen worden soms als huisdier gehouden maar door anderen als ongedierte gezien,” citeert Elfie het biologieboek dat ze vanochtend heeft ingekeken.
“Of ze spelen in tekenfilms,” voegt haar zus eraan toe. Ze draait de kaart om. In hun moeders ronde handschrift staat op de achterkant: “Mickey is een viespeuk! Hij heeft me in de billen geknepen! Dikke zoenen voor onze meisjes! XXX Mama en papa.”
Haar zus kust de kaart. “Ze zijn ons niet vergeten.”
Elfie kruipt in de hoek van de leren bank. Disneyland, denkt ze. Zonder mij? Waarom? Ze bijt op haar lip.
“Wil je een potje droomtelefonen?”
Haar zus heeft het spel Droomtelefoon gekregen toen ze werden afgezet bij hun tante. Het is een tienermeisjes-variant van Wie is het? waarbij je erachter moet zien te komen wie er verliefd op je is. Met de grote roze telefoon in het midden van het bord bel je de jongens van het spel. Je stelt een vraag uit de categorie kleding, kapsel, hobby of karakter. Een computerstem geeft dan antwoord op je vraag: “Hij ziet er goed uit in alles wat hij draagt. Hij draagt geen gele kleding.”
Alle jongens met gele kleding vallen af. Uiteindelijk blijven er steeds minder date-kandidaten.
Elfie is best goed in het spel en vind het leuk om van haar zus te winnen. In het echt is toch al iedereen verliefd op haar zus. Maar Droomtelefoon kan het hoogverraad van hun ouders niet goed maken. Waarom ziet haar zus dat niet? Waarom is zij niet boos? Wist ze van het complot?
“Trut!” Elfie gooit een bankkussen naar haar zus. “Stomme trut!”
Even kijkt die oprecht gekwetst. Dan haalt ze haar schouders op en mompelt: “Dan toch niet, klein kind.”
Niet veel later speelt ze Droomtelefoon met haar nicht in de slaapkamer. Elfie hoort ze lachen. Verraders. Ze haakt haar voeten over de leuning van de bank en laat haar hoofd hangen. De kruin raakt precies de grond. Een prettige druk achter haar ogen.
“Het prooidier is immer wendbaar en alert,” mompelt ze en denkt aan de foto van de angstige haas die ernaast stond.
Illustratie: Liesbeth de Feyter
Ze moet zo in slaap zijn gevallen. Als ze haar ogen opent, ziet ze de gezwollen enkels van haar tante. “Wat lig je daar te doen, truttebol?”
Elfie kruipt in de hoek van de bank, verbergt haar hoofd in haar handen.
“Wat is dat toch met jou? Waarom dat gesip?” Linda gaat naast haar zitten en pakt haar tenen. “Je hebt dodemansvoeten. Zo koud.”
Linda staart Elfie aan. Alsof ze dingen ziet die er niet zijn. Robocop, denkt Elfie.
“Kom maar mee naar boven.” Linda duwt zichzelf weer uit de bank. “Die aura van jou zit vol butsen.”
Elfie volgt haar de zitkuil uit, de trap omhoog. Ze ruikt de muffe geur van wasmiddelpoeder. Er hangt beddengoed te drogen in het trapgat. Haar tante duwt de lakens opzij alsof het exotische sluiers zijn. “Niets is wat het lijkt” staat er in ongelijke letters boven de deur naast de wasmachine geschreven. De verf is bij de lange ij een beetje uitgelopen.
De behandelkamer was vroeger de slaapkamer van Elfies nichtje. Waar vroeger Boyzone-posters hingen, prijkt nu een Tibetaanse vlag.
Links tegen de muur een altaar. In het midden staat een ingelijste foto van een Indiase man met een rode stip op zijn gefronste voorhoofd. Daaromheen kristallen.
“Ga maar liggen.” Linda wijst naar de tafel die in het midden van de kamer staat. Vroeger stond die in het restaurant beneden. Nu liggen er kriebelige paardendekens over het blad. Elfie gaat liggen.
Linda tekent in de lucht met haar vingers. Ze pakt een schaaltje en slaat er met een stokje tegenaan. Het resonerende bakje beweegt ze over de lengte van Elfies lijf. Een koude rilling trekt over Elfies rug.
“De vibraties doen hun werk.” Linda legt haar vlezige handen op de schouders. Het wordt lekker warm. Heel langzaam zakken ze naar beneden, langs Elfies ruggengraat, tot ze zich helemaal zacht en zorgeloos voelt.
Dan komt Linda bij haar voeten aan.
“Waarom zijn deze koud?”
Elfie opent een oog. “Ik weet het niet.”
“Blokkeer die energie niet, muts. Laat het doorstromen!” Linda trekt wat aan haar benen.
Elfies blik schiet door de ruimte. Een angstig voorgevoel golft door haar buik. Linda’s nagels duwen scherp in haar wreef. Elfie zet zich schrap, ziet hoe Linda haar voet optilt en haar mond opent. Elfie trappelt maar Linda laat niet los en bijt. Haar neus rimpelt in strepen venijn.
De das, schiet het door Elfie heen, is een alleseter. Dit is haar ware gezicht, ze is een vals dier, Elfie ziet het en gilt. Pas als het voelt alsof haar huid scheurt, laat Linda los. In rode puntjes staat haar dassenbek op Elfies voet.
“Die bloedsomloop zal nu wel weer werken.” Linda’s neus trekt weer recht.
Ze hoort haar zus een verdieping lager uitroepen: “Ik weet het! Ik weet wie het is!”
Elfie krabbelt van de tafel af en rent hinkend de trappen naar beneden, door het restaurant, naar buiten, de tuin in. Ze verbergt zich achter het konijnenhok. Haar hart bonkt. De Vlaamse reus komt tegen het gaas aanzitten en kijkt haar aan.
“Prooidier,” fluistert ze tegen het konijn. “Wij zijn allebei prooidieren.”
Elfie Tromp (27) schrijft, presenteert en maakt theater. Haar debuutroman Goeroe, over een meisje dat de wereld wil healen, maar niet eens haar eigen leven op orde krijgt, verscheen 25 april bij uitgeverij Lebowski/ Top Notch.