Anna schrijft elke maand aan de hand van een contactadvertentie een kort verhaal. Dit is de laatste aflevering in de serie, voor de gelegenheid in dialoogvorm.
En daarna?
Ik keek in de spiegel.
Het was zo'n spiegel in een lijst, best mooi.
Wat zag je?
Niks. Mezelf. Mijn haar zat iets platter dan normaal, zoals nu.
Mijn make-up was niet eens uitgelopen. Er was bijna niks te zien aan me.
Als je het niet zou weten...
Ik wist het. En dan nog, ik kon het niet zien, hoe ik ook probeerde, er was niks te ontdekken. Ik plukte wat hier en daar, herschikte mijn haar, hoewel het niet nodig was.
Ik herinner me dat ik onder mijn ogen wreef, met spuug op mijn vinger.
Terwijl er niks zat?
Ik had niet gehuild.
Wat had je verwacht?
Dat ik me anders zou voelen. Tevreden, bevredigd.
Ik dacht dat ik na afloop een triomfantelijk gevoel zou hebben.
Waarom?
Omdat iets te kort kwam.
Maar ik wist het helemaal niet. Ik wist niet dat ik iets miste.
En daarom ben ik ook zo boos geworden.
Op Huub?
Nee, op Allard. Als hij dat niet geschreven had.
De advertentie?
Dat van dat klankbord vooral.
Dat sprak je aan?
Ja, heel erg.
Daardoor wist ik, dat me iets ontbrak.
Dat is een rotgevoel.
Was dit anders niet gebeurd?
Nee.
Dan hadden we hier niet gezeten?
Nee.
Weet je dat zeker?
Nee.
Je vertelt dat je naar jezelf keek. Keek je ook naar Allard, na afloop?
Nee.
Of nou, ik zag hem in de spiegel, ik zag mezelf, maar ik kon ook het bed zien.
Daar lag hij.
Ja.
En wat dacht je, als je hem zag?
Hij lag er mooi bij, vond ik.
Maar ik wilde hem niet zien, want ik wilde mezelf zien.
Ik wilde zien hoe ik er uit zag, of ik er beter uit zag.
Beter?
Nu ik bevredigd was.
Stoorde hij je?
Ja, zijn aanwezigheid was storend.
Terwijl hij er toen eigenlijk al niet meer was.
Ik zie dat niet zo, ik zie dat anders, dat duurt even.
Voor mij was hij er nog.
Je zag er niet anders uit, beschrijf je, voelde je je wel anders?
Ik voelde me geïrriteerd. Vooral.
Niet bang?
Nee.
Schuldig?
Nee.
Schrijft u dat allemaal op?
Ik weet niet hoe je je hoort te voelen, op zo’n moment.
Verward?
Misschien wilt u dat erbij schrijven, ik voelde me geïrriteerd en ook verward.
Wat was er verwarrend?
De gebeurtenissen...
Ik wist wel, dat wat er was gebeurd, dat het een hoop zou veranderen.
In gang zou brengen.
In mijn leven. In dat van Huub. En de kinderen.
En de schaar?
De schaar had ik nog in mijn hand.
En daarna?
Daarna werd er op de deur gebonsd.
Wie dacht u dat het was?
De politie. Maar het was een jonge vrouw. Een bange jonge vrouw, van de kamer naast ons, zei ze.
Het was mevrouw De Groot.
Ja, dat wist ik toen niet, toen ik stak, dat dat mevrouw De Groot was.
Nee.
We houden even een pauze nu, ik kom straks weer terug.
Goed.