Voor Willem is radio op zijn retour, hij kijkt graag clipjes. Zijn gedachten waaien dan alle kanten op. Deze keer over het overbuurmeisje dat van stiften hield. Klik hier voor de overige delen.
Mijn overbuurmeisje was gek op stiften. Ik weet nog dat ze op haar tiende verjaardag trots de kleurplaten liet zien die ze had ingekleurd. Het leken schilderijen. Felle kleuren die goed bij elkaar pasten, perfect binnen de lijntjes. Iedereen was onder de indruk.
Het tonen van die kleurplaten was voor haar belangrijker dan het krijgen van cadeautjes.
De overburen waren anders. Hun huis was groter, hun taal begreep ik vaak niet. Ze hadden een ‘r’ die ze niet uitspraken. Ze spraken op een toon die lijkt op die van de bandleden van Metronomy, aan het einde van de videoclip.
Ik had het overbuurmeisje al eerder aan het werk gezien. Heel voorzichtig drukte ze de stift op het papier en schoof ’m langzaam heen en weer. Om de zoveel tijd stopte ze even en bekeek de kleurplaat. Ik werd daar onrustig van. De overbuurvrouw vertelde dat ze maanden met een reeks stiften kon doen.
Op de verjaardag wilden wij, de buurtkinderen, ook graag kleuren. We zouden dan net zo mooie schilderijen maken als zij. Maar mijn overbuurmeisje zag het niet zitten. Met de armen over elkaar ging ze voor de hoge kast staan waar de stiften lagen. Daarop gingen wij naar haar moeder. Het gezicht van het meisje vertrok. Als we er zuinig mee waren, zei de overbuurvrouw, mochten we de stiften best gebruiken.
Het eerste half uur waren we ook echt zuinig met de stiften. Geconcentreerd probeerden we mijn overbuurmeisje te evenaren of zelfs voorbij te streven, terwijl ze mokkend van een afstandje toekeek. Het bleek moeilijker dan gedacht.
Na de limonade en de smarties veranderde er iets. Mijn zus trok per ongeluk een lange blauwe streep over haar tekening en dat voelde voor ons allen als een bevrijding. Niet langer bleven we binnen de lijntjes, niet langer kreeg elk vakje maar één kleur. We gingen steeds wilder te werk, want dat kon ook mooi zijn, vonden wij. We werden moe en balsturig. De focus kwam op de stiften te liggen. We roken en likten eraan, zogen onze tongen vacuüm aan de dop. Een voor een raakten de stiften leeg.
Een jongen die aan het einde van de straat woonde, riep ons tot de orde. Hij vreesde wat komen zou. Mijn overbuurmeisje had zich al een tijdje daarvoor opgesloten op de wc. Voordat de overbuurvrouw een kijkje kwam nemen, probeerden we haar voor ons te winnen. We bootsten haar taal na en fluisterden vriendelijke woorden tegen de wc. De stiften die het nog deden schoven we onder de deur door. Het mocht niet baten. We kregen een preek van haar moeder en moesten meteen naar huis. Met onze handen, armen en lippen vol kleurige stippen en strepen en de geur van de stiften nog in onze neus, staken we de weg over.
Ze heeft ons nooit meer uitgenodigd. Iemand heeft nog nieuwe stiften bij haar door de brievenbus gegooid, maar ze liet zich niet meer buiten zien, haar ouders evenmin. Als we met de buurtkinderen samen waren, kwam ze weleens ter sprake. Ze had onze liefde voor stiften aangewakkerd, maar wat er van haar geworden was, wisten we niet.