Als kind, bij mijn grootouders in Zeeuws-Vlaanderen (ze zijn inmiddels overleden), at ik door mijn nukkige oma gemaakte friet. Zij sneed de patatten met een plastic schilmesje dat zo vaak was geslepen dat het meer leek op een soort piratenhaak dan op een mesje, terwijl ze bijna blind was. Toen mijn broer en ik nog heel klein waren, ving mijn opa zelf garnalen en sliptong met een sleepnet (een kor heet dat daar) in de branding, dan bewoog hij zich met zijn lieslaarzen gebukt door het water voort als een groot en sterk aangespannen paard. Op het strand werden de flappende vissen uit het net gehaald. Ik kan me op de een of andere manier niet herinneren hoe hij ze doodmaakte.
Nu ik er over nadenk, weet ik niet eens of ik zelf werkelijk mijn opa in de branding heb gezien, of dat iemand me er over heeft verteld. Soms schuiven de dingen die mensen je verteld hebben en de dingen waar je bij was in elkaar als twee achter elkaar geplaatste dia’s. Zo heb ik ook een haarscherpe herinnering van een dode matroos, tegen een dijk geslagen door de golven. Hij draagt een kiel maar heeft geen hoofd. Ik zie die hoofdloze zeeman heel helder voor me, terwijl ik wel weet dat dit niet mijn, maar mijn vaders herinnering is.
De sliptongen werden gebloemd en gebakken in een grote gietijzeren koekepan. Er ontstond stoom op de ruiten waardoor je de bijkeuken nog maar net kon zien. De doperwtjes, de worteltjes en de peultjes en de aardappels kwamen uit de tuin, de mayonaise uit een Belgisch potje. Het dikke kleed ging van tafel en er kwam een zeil voor in de plaats, omdat mijn broer en in onze gulzigheid vaak morsten - ‘prossen’ noemde mijn opa dat. In stapels kwamen de goudbruine visjes op tafel, we deden wedstrijden wie er de meeste op kon en we vielen in de auto terug naar de Randstad standaard in een diepe slaap. Ik kan gebakken platvis nog steeds razendsnel fileren.
Iets moeilijks onder de knie krijgen, iets ingewikkelds als het ontbenen van een kippetje of het fileren van een vis, kan vaak alleen door het in reuzehoeveelheden te oefenen. Bij je vijfde kip of je vierde vis zul je merken dat je het op een gegeven moment, bijna tot je eigen verbazing, 'onder de knie' of 'in de vingers' hebt. En het lijken dan eerder de knie en de vingers zelf die besloten hebben dan ze iets kunnen, dan je hoofd of je hart.