De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. ISIS klopt aan de poorten in Rome, en Roos beleeft een dag als alle anderen.
Nadat ik in de krant lees over Joodse families die overwegen te verhuizen naar Israël omdat ze zich in Brussel niet meer veilig voelen, stap ik op de fiets en rijd door de Antwerpse wijk Borgerhout naar repetities voor de voorstelling Othello van de Irakese regisseur Mokhallad Rasem.
We beginnen de repetities met koffie en merken op dat in de wijken waar moslims wonen geen enkele militair te zien is en in wijken waar er geen of minder wonen wel.
We praten over de vraag of een man zijn baard zou moeten afscheren als hij het gevoel heeft dat mensen hem verdacht aankijken op straat.
We kijken op Youtube naar een speech Abu Bakr al-Baghdadi, religieus leider van IS en proberen te begrijpen wat de mensen horen die hem bewonderen en wat de mensen horen die hem haten.
Volgens Mokhallad spreekt de imam een onwerkelijk perfect Arabisch dat door geen mens gesproken wordt, en we gebruiken hem als inspiratie voor het manipulatieve personage Jago.
Boven het repetitielokaal horen we de helikopters die om veiligheidsredenen boven het Justitiepaleis vliegen tijdens de rechtszaak tegen mensen die deel uitmaakten van de organisatie Sharia4Belgium en mensen die naar Syrië trokken.
In de trein van Antwerpen naar Brussel, waar ik een repetitie zal bijwonen van een voorstelling over Syriëstrijders, lees ik delen van de aanklacht, verdediging en uitspraak tegen een aantal van de verdachten en concludeer dat iemand die zijn agressieve woorden niet in agressieve daden omzette twaalf jaar celstraf krijgt.
Ik loop met een klein boogje langs twee jonge mannen die in een legerkostuum en met een wapen zo lang als mijn arm een regeringsgebouw bewaken.
Ik zit terug in de trein van Brussel naar Antwerpen en lees een zin uit een Duits toneelstuk uit 1835 waarin iemand tegen zijn geliefde zegt: ‘Elkaar kennen? We zouden onze schedels moeten openbreken en de gedachten uit elkaars hersenkwabben moeten scheuren.’
Het is een winteravond in België, en een dag waarop de samenhang me overweldigt maar de poging tot een kritische analyse van die samenhang mislukt en ik enkel kan proberen de losse ervaringen bij elkaar te vegen.