◊ entrée
Entrée
Gedurende het hele jaar werkt hard//hoofd in het kader van zogenoemde Late Night Café's samen met Entrée. De zes edities van het Late Night Café zijn elk gekoppeld aan een eigen thema. Elke editie wordt aan twee van onze redactieleden de opdracht gegeven een bijdrage te leveren, geïnspireerd op het thema van de betreffende avond. Het resultaat hiervan verschijnt op onze website en zal op de Late Nights eveneens onderdeel uitmaken van het programma. Vrijdag 22 juni slaan Entrée en Holland Festival Young in het MC Theater de handen ineen en is het thema 'Out of the box'.
Andy Warhol had zeshonderd kartonnen tijdscapsules, Glenn Gould nam iedere dag zijn bloeddruk op en weigerde mensen de hand te schudden. Wie is de gek, wie de genie, en wie bepaalt dat eigenlijk?
Waanzinnig goed gek
Alles wat groots is in deze wereld, is volgens Marcel Proust gemaakt door neurotici. Het beeld dat hij schetst van de waanzinnige genie intrigeert me al tijden. Waarom wordt creativiteit zo vaak verbonden met waanzin? Moet je werkelijk een gekwelde geest hebben om een groot kunstenaar te kunnen worden? Al in de klassieke oudheid stelde Plato dat creativiteit ‘goddelijke waanzin’ was, ‘een geschenk van de goden’ en in de negentiende eeuw was het Freud die beweerde dat een kunstenaar niet veel verschilt van een neuroticus. Misschien is het idee van de kunstenaar die mede dankzij zijn gekte in staat is om meesterwerken te produceren, wel fictie.
Er zijn twee partijen die dit verhaal in stand houden: het publiek en de kunstenaar zelf. Beiden worden geconfronteerd met onmacht. Het publiek kan rationeel niet verklaren hoe iemand zoiets verbluffends kan maken. De kunstenaar wordt in zijn werkproces telkens geconfronteerd met onmogelijkheden; vergankelijkheid, perfectie of het bereiken van de ultieme schoonheid. Alles lijkt te draaien om obsessies. Waanzin is verbonden geraakt met meesterwerken en met de geniën die deze nalieten.
Kartonnen tijdscapsules
Een meesterwerk heeft een universeel en tijdloos karakter, het is onsterfelijk. Althans, zo wordt het ervaren. Dit element van de tijd vast willen houden, speelt een belangrijke rol in het denken en doen van veel kunstenaars. Gedurende de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw vulde Andy Warhol ruim zeshonderd kartonnen dozen met alles wat los en vast zat: brieven, postzegels, kinderboekjes, grammofoonplaten, tekeningen, kleding, schoenen, prullaria etc. Hij bewaarde de dozen in een opslagruimte en noemde ze Time Capsules.
Door stukjes van zijn leven in dozen te stoppen, deed Warhol afstand van zijn verleden. Hij wilde dingen vergeten, maar door zijn maniakale neiging om alles te registreren, legde hij zijn herinneringen voor eeuwig vast. Niet alleen zijn Time Capsules getuigen hiervan, maar ook zijn ongelooflijke hoeveelheid aan filmmateriaal en geluidstapes en de thema’s die hij in zijn werk aansnijdt: de dood, de eeuwigheid en herhaling. Zo maakte hij zeefdrukseries van ongelukken, van een elektrische stoel en van de eeuwige roem van Marilyn Monroe.
Alles onder controle
De pianist Glenn Gould is misschien wel het meest sprekende voorbeeld van een kunstenaar die op een haast obsessieve manier dingen probeerde vast te leggen. Vanaf zijn eenendertigste weigerde hij nog voor publiek te spelen en trok hij zich terug in de opnamestudio. Hier ging hij met een enorme precisie te werk. Gould gaf niets uit handen, deed tientallen opnamesessies en plakte verschillende fragmenten aan elkaar om zo tot het best mogelijke resultaat te komen. Wat hij deed was volkomen nieuw. Gould was de eerste pianist die niet meer in de concertzalen te zien was en die opnametechnieken gebruikte om zijn spel te vervolmaken en tot nieuwe inzichten te komen.
De pers heeft Goulds excentriciteit altijd benadrukt; hij maakte rare geluiden en bewegingen tijdens het spelen en achter de piano zat hij op een zelfgemaakte stoel die zeker een decimeter lager dan gangbaar was. Gould waagde het om een allegro in een andante te veranderen als hij dat nodig achtte en sloeg aanwijzingen van componisten in de wind. Tegelijkertijd werd hij gezien als een genie, als iemand die met een enorme helderheid Bachs composities wist te ontrafelen en ten gehore bracht.
Toen na zijn vroegtijdige dood – vlak na zijn vijftigste verjaardag overleed hij aan een beroerte – zijn huis werd leeggehaald, werd duidelijk dat Gould zelden iets weggooide. Elke dag noteerde hij nauwkeurig zijn bloeddruk en hartslag. Gould was bang voor ziektes en liep tientallen dokters af voor allerhande medicijnen. Hij droeg handschoenen, dikke truien en sjaals, ook in de zomer, en weigerde mensen de hand te schudden omdat ze zijn handen zouden kunnen beschadigen. Op een gegeven moment ging Goulds hang naar controle zo ver dat hij geen spontane interviews meer gaf, maar zowel vragen als antwoorden van te voren uitschreef. Voor Gould leek het alsof hij alle touwtjes in handen had, maar in werkelijkheid verloor hij zichzelf.
Verliefd op een idee
In de literatuur komt de strijd die de kunstenaar levert vaak naar voren. Altijd is het verlangen naar een meesterwerk aanwezig, altijd is er de wil om eeuwig voort te bestaan in het werk. Er is een streven naar het ideale, naar het absolute. Zo schreef Balzac in Le Chef d’oeuvre inconnu (1831) over een schilder, Frenhofer, die jaren werkte aan hetzelfde schilderij. In zijn hoofd zag hij een meesterwerk, een prachtige vrouw, maar de realiteit bleek anders. Net als Ovidius’ beeldhouwer Pygmalion die verliefd werd op zijn eigen vrouwenbeeld en haar tot leven liet wekken, verliest Frenhofer zijn gevoel voor realiteit. Het schilderij leeft, het is zijn schepping. ‘Het is geen doek,’ roept Frenhofer uit, ‘het is een vrouw!’ In werkelijkheid is hij verliefd geworden op een idee. Wanneer Frenhofer zijn meesterwerk eindelijk aan zijn vrienden toont, zien ze niets dan een muur van verf. Het enige wat tussen de wirwar van verfstreken van de vrouw is overgebleven, is haar voet. In zijn geestdrift staarde Frenhofer zich blind op een ideaal. Daarmee verloor hij het contact met de werkelijkheid. De grens tussen constructie en destructie, tussen scheppen en vernielen, is dun.
Het verhaal van Balzac gaat over het gevecht tussen natuur en realiteit. Frenhofer heeft een glimp gezien van de zo onbereikbare ideale schoonheid en heeft daar alles voor over.
In zijn jacht naar het absolute verliest hij zijn contact met de realiteit. "This, then, is the hell of art: one chases a phantom," schrijft Belting in zijn boek The Invisible Masterpiece (2001).
Gek of geniaal
Kunstenaars die wij als genieën zien, zijn altijd mensen die de grenzen opzoeken. Andy Warhol stopte zijn hele leven in dozen. Glenn Gould verruilde het traditionele podium voor de studio en was op zoek naar een haast onhaalbare perfectie. Het lijkt erop dat genialiteit een bepaalde mate van obsessie vereist. Hierdoor kan de kunstenaar de realiteit uit het oog verliezen. Wanneer werkt een hoge mate van concentratie, van obsessie en perfectie niet meer in je voordeel? Wanneer verlies je de controle en het contact met de realiteit? Het moment waarop genialiteit in gekte omslaat is moeilijk aan te wijzen. Kunstenaars begeven zich vaak in gebieden die voor anderen onbegaanbaar en onbegrijpelijk zijn. Omdat ze juist daar tot vernieuwing komen, is het gemakkelijk om gekte met genialiteit te verbinden. Dit is een romantisch beeld van de kunstenaar, zeker. Maar ik vermoed dat er toch een kern van waarheid in zit. De genie is niet van deze wereld, hij is anders dan wij. Of in ieder geval is dat onze manier om te verklaren hoe hij keer op keer tot meesterwerken kan komen.
--
Dit is een gastbijdrage van Anna van Gerve. Eerder schreef zij voor hard//hoofd een essay over Casa Malaparte.