De juten tas zit weer over mijn hoofd. Het is een flauwe grap, maar voor een fractie van een seconde zullen mijn vrienden geloven dat ik de gehele route zo gelopen heb, zonder een steek te kunnen zien, constant overal tegenop botsend. Dat zal dan ook meteen verklaren waarom ik er zo belachelijk lang over deed. De werkelijke reden voor mijn vertraging is dat mijn telefoon uitviel op het moment dat ik wilde kijken waar ik mij in godsnaam bevond. Zonder richtingaanwijzer ben ik gehandicapt, ook in het centrum van de stad waar ik inmiddels een derde van mijn leven woon. Mijn vrienden zitten nu al bijna een uur op mij te wachten, terwijl het café op een steenworp afstand blijkt te zijn van de plek waar ik de auto werd uitgegooid. Toen ik de tas van mijn hoofd haalde, scheurde dat voertuig alweer de hoek om. Aan mijn linkerarm hing een ballon met een kaartje eraan, en die ballon hangt daar nog steeds. Op het kaartje staat het adres van het café waar ik nu naar binnen loop. Mijn verschijning zal gegarandeerd voor grote hilariteit zorgen.
Natuurlijk kan een vrijgezellenfeest nooit een volstrekte verrassing zijn, als je weet dat je gaat trouwen. Toch vond ik het jammer dat Erwins moeder, toen ik haar tegenkwam in de reformwinkel, de precieze datum verklapte. Ik smeekte haar om haar zoon niet te laten weten dat ik het wist. Op die manier kon ik tenminste nog geloofwaardig verrast doen. Wel mailde ik hem diezelfde avond een lijst met namen die, mocht hij iets gaan organiseren – ‘‘wat natuurlijk absoluut niet hoefde, doe niet zo gek zeg, maar je wist het maar nooit’’ - mijns inziens niet mochten ontbreken.
‘‘Ga toch lekker met Oene biertjes drinken,’’ had mijn verloofde gezegd, ‘‘het zal je goed doen.’’
‘‘Nee, ik sms hem dat ik niet kan,’’ zuchtte ik. ‘‘Ik wil fris zijn voor morgen.’’
‘‘Voor morgen?’’
‘‘Ja, dan is toch mijn vrijgezellenfeest. Bovendien staat Oene ook op mijn lijst. Ik ben bang dat hij zich verspreekt als hij een glas te veel op heeft. En dan moet ik doen alsof ik niet weet wat ik niet mag weten, en dan tegen hem zeggen dat ik evengoed wil doen alsof ik het niet weet, terwijl ik dat sowieso al wist. Wat hij dan misschien ook moet weten, want dan is het minder erg dat ik het van hem weet.’’
‘‘Je maakt je echt te druk schat, ga nou maar gewoon.’’
‘‘Maar heb je dan geen zin om samen een fles wijn te drinken en een serie te kijken? Want morgenavond ben ik er natuurlijk ook al niet.’’
‘‘Nee, ik wil geen serie kijken, ik heb van alles te doen.’’
‘‘Waarom wil je me zo graag weghebben? Vind je mij stom? Wil je nog wel met me trouwen dan?’’
‘‘Godverdomme Kasper, je fucking hengstenbal, ze waren erachter gekomen dat je ervan wist en hebben het daarom een dag vervroegd om het toch nog een verrassing te laten zijn. Maar jij weet het weer voor jezelf te verpesten.’’
Er waren geen bekenden in het café. Ik zat op het terras en lurkte aan mijn bier, te wachten tot wat er komen zou gaan. Vol verwachting klopte mijn hart. Ik was een half uur te laat gekomen, het zou immers wel heel verdacht zijn als ik opeens op tijd zou zijn. Dan wisten zij natuurlijk meteen dat ik het wist. En misschien wisten zij dat nu ook wel, maar ze wisten niet of ik wist dat zij dat wisten. Was dat iets wat ik zou moeten weten?
Doodenge draaiorgelklanken kwamen steeds dichterbij. Een auto remde met piepende banden. Achter het stuur zat een figuur met een clownsmasker. Hij had demonische ogen en een misselijkmakende grijns. Twee andere figuren met identieke maskers stapten uit, eentje pakte me bij m’n arm en gromde ‘‘meekomen’’. Ik zag aan zijn jas dat het Peter was. Toch leuk dat hij zo’n belangrijke rol toebedeeld had gekregen, want zijn naam stond helemaal onderaan mijn lijst. Het zou natuurlijk wel erg onrealistisch zijn als ik meteen mee zou geven. Ik balde mijn vuist en stompte hem op z’n rubberen neus. ‘‘Verdomme man!’’ kermde Peter en er druppelde een straal bloed van onder zijn masker. ‘‘Kan jij eens een keer niet ingewikkeld doen?’’ siste de andere clown in mijn oor. Dat moest Erwin zijn, of Oene. Ik liet mij de achterbank op trappen, de tas werd over mijn hoofd getrokken en de auto scheurde weg.
En nu sta ik hier in het café met de tas over mijn hoofd. Ik wacht tot het gelach en geroep van al mijn manvrienden gaat beginnen. In mijn hoofd loop ik nog eens alle namen af van mijn lijst. De stemmen die ik nu hoor kan ik helemaal niet thuisbrengen. Terwijl langzaam tot mij doordringt dat ik tussen onbekende mensen sta met een ballon aan mijn arm en een tas over mijn hoofd, vraag ik me af of er nou alweer iets is mislukt, of dat op een bepaalde manier juist alles volgens plan verloopt.
Dit artikel verscheen in het kader van onze faalweek