In de jaren negentig was alles anders op de boerderij van Willems ouders. Deze keer: Nummer 81 was Willems lievelingskoe. Kijk hier voor de overige delen van deze serie.
Na het avondeten was het mijn taak om de koeien te halen, een fijn karweitje. Ik trok mijn laarzen aan en liep vanaf de melkstal in mijn handen klappend dwars door de wei naar achteren.
‘Kom maar, koetjes,’ riep ik. ‘Kom maar.’
Een aantal koeien begreep de boodschap meteen en bewoog uit zichzelf richting de stal. De koeien die helemaal achteraan bij de slootkant stonden en lagen, moest ik een voor een aantikken voor ze in actie kwamen. Daarna liep ik al klappend heen en weer door de wei. Meter voor meter schoven de dieren op. Als de kudde eenmaal op gang was, ging het voorspoedig.
Uitzondering was koe nummer 81. Een blaarkop. Rood lijf, witte kop en rood om de ogen. Je herkende haar meteen. Ze lag altijd achteraan bij de sloot, kwam moeizaam overeind en als ze eenmaal stond moest ik haar steeds op de flanken kloppen. Drie stappen en ze stond weer stil. Nummer 81 was mijn favoriet. Het hele stuk van de sloot naar de stal liep ik naast haar. Ik hoefde niet achterom te kijken om te zien of ik een koe vergat. Zij was de laatste, altijd. Ik leunde tegen haar aan, aaide over haar kop en zong voor haar de nieuwste hits uit de Mega Top 50. Ze vond het allemaal prima. Als in de zomer haar rug door vliegen werd bevolkt, zwaaide ik er met mijn hand overheen, nog voordat zij met haar staart zwiepte. Heel soms besprak ik zaken met haar die zich op school afspeelden.
Van de ene op de andere dag kwam hier een eind aan. Ik was er niet bij toen mijn vader en broer haar de veewagen op joegen. Ze had die ochtend nog melk gegeven. Met een lege uier werd ze samen met een andere koe naar het slachthuis in Ewijk gebracht. ’s Avonds bij het koeien halen merkte ik dat ze was verdwenen.
‘Waar is 81?’ vroeg ik in de melkstal aan mijn vader.
Met een uierdoek ging hij langs de spenen van een koe.
‘Naar de slacht.’
‘Waarom?’
‘Ze gaf niet zoveel melk meer.’
‘Alleen daarom?’
‘Nu zit er nog goed vlees aan.’
‘Maar ze is onze enige blaarkop.’
‘Er komt wel weer een keer een nieuwe.’
Mijn vader liep langs me heen en gooide zijn doek op de stapel vuile doeken.
De koeien waren daarna sneller binnen, maar ik vond er niets meer aan. Ik miste nummer 81.
’s Nachts droomde ik over het koeien halen. Ik stond in de deuropening van de stal. Alle koeien waren binnen. Ik keek om en zag tot mijn schrik helemaal achter in de wei nummer 81 staan. Ze keek me aan en begon te loeien. Het ging door merg en been.