Ooit vond ik een dagboek in een hostel in de stad Zagreb. De rechtmatige eigenaar van het dagboek bleek al vertrokken te zijn. Ik besloot het dagboek te lezen. Voorin het dagboek stond de naam van de jongen: Conner Molander, dat is een naam waarmee je thuis kunt komen. Achterin het dagboek stond een lijstje van de dingen die hij wilde doen als hij weer thuis in Canada was. Er stond (los van alle bergen die hij wilde beklimmen en meisjes die hij wilde kussen):
- Tegen mijn moeder zeggen dat ik van haar houd.
Ik sprak laatst met K. Hij is 63 jaar. Omdat ik geobsedeerd ben door de vraag of mensen alles tegen elkaar zeggen wat ze willen zeggen en alles vragen wat ze willen vragen, vroeg ik hem: 'Heb je het gevoel dat je dingen hebt laten liggen in je leven?'
'Ja,' zei K, 'ik had aan mijn moeder willen vragen hoe het met haar ging.'
Gisteren werd er aangebeld. Omdat ik een pakketje verwachtte liep ik naar beneden en opende de deur. Er stonden een politieman en iemand van handhaving op de stoep, de politieman hield zijn voet tussen de deur.
'Ben jij Maartje Wortel?' vroeg de man van handhaving.
'Ja,' zei ik. (Ik moest bijna huilen omdat ik dacht dat er iets ergs aan de hand was.)
'Kan je dat bewijzen?' vroeg de man van handhaving.
Opnieuw zei ik: 'Ja.' Nog steeds wist ik niet wat er aan de hand was, maar ik moest naar boven lopen om mijn paspoort te gaan halen. Ik moest bewijzen dat ik Maartje Wortel ben.
De man van handhaving liet mij vervolgens een stuk karton zien waarop een witte sticker zat met mijn naam en adres erop. Hij had een enorme verpakking voor een hometrainer naast de vuilnisbak gevonden en mijn naam en adres zorgvuldig met een stanleymes uitgesneden. Het stuk karton hield hij in de lucht alsof hij een schaatscoach was die de rondetijden door moest geven.
'Hoe komt het dat er een doos van jou over straat zwerft?' vroeg de man van handhaving.
'Ik weet het niet,' zei ik. Het moet een vergissing zijn. (Ik had echt geen flauw idee hoe die doos op straat terecht was gekomen, de hometrainer heb ik al twee jaar.)
'Maar dit is jouw naam, toch?'
'Ja,' zei ik.
De politieagent viel bij: 'Dit ben jij?'
Hij wees eerst op mijn naam op het stukje karton en daarna op mijn lichaam. Ik had er niets tegenin te brengen, ik kon niet onder mezelf uit.
'Dan ben jij verantwoordelijk,' zei de man van handhaving. 'Iedereen is verantwoordelijk voor zijn eigen naam.'
'Ja,' zei de politieman.
Ik keek naar de voet tussen de deur en het pistool en ik dacht: ik kan er niets aan doen dat ik Maartje Wortel heet. Maar ik betaalde de boete.
--
Maartje Wortel is schrijfster. Haar boeken, Half mens en Dit is jouw huis moet je lezen.
De illustratie is van Gemma Pauwels