Roberto maakt ijs van kindertranen. Nikki Dekker interviewde hem over deze en andere bijzondere ijssmaken.
Met bakken Ben & Jerry’s onder de dekens na een zoveelste kapot gevallen relatie, lange rijen bij de plaatselijke ijszaak op een benauwde zomeravond, kinderpartijtjes met dozen vol Cornetto-hoorntjes, Raketjes en mini-Magnums. IJs is feest, zomer en troost.
Dat dacht ik tenminste. Tot ik met Roberto, de beste ijsmaker van Utrecht (of Nederland, of heel de wereld) op een bankje naast een jeu-de-boules-baan bij de Paardenkathedraal en vroeg: “Wat is de meest bijzondere ijssmaak die jij hebt gemaakt?”
“Vanille,” zei hij. “De stokjes komen helemaal uit India.” Ik keek hem stomverbaasd aan. Ik had me voorbereid op de lijst bizarre smaken van zijn website: wietijs of mosterdijs, maismelk-, haring- of rode biet-ijs… Roberto weet wat mensen willen. Hij weet wat ze willen eten, maar ook wat ze willen horen, wat er van zijn ijs wordt verwacht. Hij geeft altijd een beetje, en dan gaat hij toch een andere kant op. De kant van bloedworst, of de kant van cashewnoten. IJs van Roberto is ijs dat buiten de gebaande paden treedt, ijs dat droomt. Dus ook vanille. “Elke smaak is bijzonder,” zei hij, “Achter elke smaak zit een verhaal.”
--
Nikki Dekker is dichter en redacteur bij vpro.nl en vpro.nl/boeken.