Vanaf vandaag heeft hard//hoofd een vacature voor een hoofdredacteur. Oud-adjunct-hoofdredacteur Maartje blikt terug en kijkt vooruit. 'Het is goed om het gewoon even niet te weten.'
Januari 2015 - Ik probeer geen spijt te hebben. Alles wat gezegd moest worden is gezegd, de wachtwoorden zijn overgedragen, het colofon is veranderd. Vanaf vandaag zijn Jan en ik gewoon redacteur. De interim-hoofdredactie is ingewerkt, ze zitten tegenover mij op kantoor en ik moet nu weggaan, maar ik wil nog niet. ‘Wie wil er thee? Ik zet wel even.’
Spijt krijg je vooral van plannen die je niet uitvoert, hou ik mezelf voor. Zelfs als je iets doet wat verkeerd uitpakt, zal je daar nooit met alleen maar spijt aan terugdenken. Alleen het absolute niks (helemaal niets doen) is volkomen negatief.
‘Wat ga je nu doen?’ ‘Eh, meer aan “mijn eigen werk”, denk ik.’
Mijn ouders vinden dat ik een “echte” baan met een “echt” salaris moet “nemen”. Mijn zusje stuurt me vacatures voor social media-functies omdat ik zo grappig ben op Facebook. Mijn neef Frank suggereert dat ik begrafenisvideo’s moet maken, een gat in de markt. Hij heeft, als eigenaar van de enige kamelenmelkerij in Europa (Berlicum, Noord-Brabant) verstand van gaten in markten. Frank is mijn voorbeeld als het gaat om groot dromen en dan doen.
Toen ik drie jaar geleden reageerde op de vacature voor adjunct-hoofdredacteur van hard//hoofd, had ik mijn bijbaantje bij de bakker net opgezegd. Mijn master aan de kunstacademie gaf me nul journalistieke ervaring en ik had nog nooit iets geschreven voor hard//hoofd, hoewel ik sinds enkele maanden een roman aan het schrijven was (die nooit af zou komen). Leidinggeven aan een redactie stond zeker niet op mijn cv.
Dat ik toch solliciteerde kwam door een beoordelingsgesprek in mijn tweede jaar op de academie. Ik moest meer durven, zeiden mijn docenten. In eerste instantie vond ik dit moeilijke feedback. Ik had het gevoel dat ik nergens bang voor was, ik voelde me niet geremd in de verhalen die ik schreef of de filmpjes die ik maakte. Tot ik mij realiseerde dat er onderwerpen waren die ik zorgvuldig omzeilde, vragen die ik mezelf niet durfde te stellen. Ik durfde wel veel, maar alleen op bekend terrein. Terwijl juist daar waar je niet gewend bent te komen, daar waar je je ongemakkelijk voelt, mogelijkheden liggen. Dus maakte ik een film waarbij ik mijn vriendinnen en mijn zusjes vroeg om mij te kwetsen. Dus ging ik undercover naar Chinese massagesalons op zoek naar een happy end. Dus woonde ik twee jaar in een woonwagen zonder douche. Dus werd ik imker. Dus schreef ik een artikel over waarom mijn zusje en ik elkaar haatten. Dus (misschien wel het engst) ging ik in therapie. Dus solliciteerde ik bij hard//hoofd.
Er zijn de laatste jaren veel boeken gepubliceerd die proberen te verklaren waarom vrouwen blijven hangen in de subtop van het bedrijfsleven, waarom vrouwen minder verdienen dan mannen, waarom ze minder zelfvertrouwen lijken te hebben. In The Confidence Gap beweren Katty Kay en Claire Shipman dat vrouwen hiermee zijn opgegroeid. Ze hebben niet geleerd om te bluffen, hen is bijgebracht dat een goede voorbereiding, ijver en beleefdheid worden beloond. Dit heeft tot gevolg dat vrouwen niet om promotie durven te vragen. ‘Nothing builds confidence like taking action,’ preken Kay en Shipman, ‘especially when the action involves risk and failure.’ Mooie woorden, maar ik weiger te geloven dat dit een vrouwenprobleem is. Ik ken genoeg mannen die geen risico’s durven nemen. Noch in hun carrière, noch in de liefde.
Man of vrouw – Kay en Shipman hebben gelijk: wanneer je dingen doet die je niet durft, ontdek je kwaliteiten waarvan je niet vermoedde dat je ze had. Daarom zeg ik mijn studenten vaak dat ze projecten moeten beginnen waarvan onduidelijk is wat de uitkomst zal zijn. Als je in de schetsfase al weet hoe je werk eruit gaat zien, heb je een grote kans dat je een heel saai en voorspelbaar kunstwerk maakt.
Tornado (2000-2010) Francis Alÿs.
Koning in het doen wat je niet durft, is de Belgische kunstenaar Francis Alÿs. In Tornado probeert hij met een camera in het oog van tornado’s te rennen.
De afgelopen jaren heb ik hard//hoofd leren kennen. Een bijzonder online tijdschrift dat gemaakt wordt door enorm getalenteerde redactieleden die elkaar op vrijwillige basis (!) scherp houden en goede feestjes geven. Bij hard//hoofd heb ik leren vergaderen, en ervaren dat dat leuk kan zijn als je maar met interessante mensen aan tafel zit. Leidinggeven aan deze redactie was geen moment saai, zeer leerzaam en altijd uitdagend. Maar nu ken ik hard//hoofd en de redactie kent mij. Het adjunct-hoofdredacteurschap is de afgelopen drie jaar met me vergroeid. En hoe prettig dat ook was, ik ben ervan overtuigd dat wanneer je kunt voorspellen waar je naartoe gaat, je jezelf moet dwingen de koers te verleggen.
Er is geen groot nieuw plan voor nu het klaar is. Nu ik echt niet meer verantwoordelijk ben. Dat is eng. Soms heb ik bijna spijt. Bij hard//hoofd wist ik zo goed wat ik moest doen. Deze onduidelijkheid doet me af en toe verlangen naar een “echte baan”. Een contract, een salaris, een duidelijke functieomschrijving in plaats van de opsomming: kunstenaar/dichter/redacteur/docent/copywriter/criticus/programmeur/imker. Maar dan denk ik aan hoe Sophie Calle het begin van haar carrière beschrijft. Het is goed om het gewoon even niet te weten. Dat geeft je de ruimte om nieuwe dingen niet te durven, en dan toch te doen.
--
Durf jij jezelf al bijna als de nieuwe (adjunct-)hoofdredacteur te zien, solliciteer dan en vertel ons wat jij voor de toekomst van hard//hoofd in petto hebt.