In een hete zomer wordt een volkstuinencomplex opgeschrikt door de komst van een onbekende man. Een verhaal in zeven delen. Deze week: De cocon komt uit. Nel valt in het washok.
De cocon
Avar werkte in zijn tuin. Hij was een nieuw hek aan het bouwen. Hij had ijzer verzameld en laste nu de ijzeren zonnestralen aan het frame. Hij maakte altijd hekken met zonnen. Het was het einde van de middag, maar het was nog warm in de tuinen. De kikkers in de sloot naast het huisje kwaakten. Achter de sloot was prikkeldraad, daarachter was de spoorlijn.
Avar had alleen groene planten in zijn tuin gekweekt. Hij had hooikoorts en als de lente begon en het stuifmeel uit de bloemen door de tuinen waaide, begonnen zijn ogen te kriebelen en zijn neus te lekken. Onder een van de grote groene bladen had hij een rups gevonden die ging verpoppen. Hij had hem in een doorzichtig bakje gedaan en op de tuintafel gezet. Sunshine volgde het proces al dagen. ‘s Ochtends was het eerste wat ze deed naar buiten lopen en naar de pop kijken. Ze maakte elke dag een tekening van de vorderingen. Dat vond hij het prettigste moment van de dag, als hij naar zijn dochter keek die geconcentreerd over haar tekening gebogen zat.
Avar staarde naar de cocon. De cocon was verdroogd en aan de bovenkant afgebladderd. Er stak een donkerbruin stukje uit.
‘De cocon komt uit,’ zei Avar hardop.
Hij sprong op en riep Sunshine. Ze was niet in het huis. Hij rende door het huis naar buiten, over de grindpaden van de tuinen, richting de speelplaats en riep zijn dochter. Ze zou waarschijnlijk gillen. Dat had ze van haar klasgenoten. Gillen en met haar handen zwaaien.
Avar grijnsde. Hij liep bijna tegen Nel Schenk aan.
‘Ik zoek Sunshine,’ zei hij. ‘De cocon komt uit.’
‘Welke cocon?’ vroeg Nel Schenk, maar Avar was weer door gelopen. Hij rende over de speelplaats, langs de toiletblokken naar de kantine. Toen hoorde hij het gegiechel, gegiechel in de tuin van de vreemdeling. Was er nu ook een vrouw?
Avar liep terug en keek van achter de heg naar de tuin van de vreemdeling.
Hij zag Sunshine in de tuin zitten. De tuin stond vol met bloemen, kronkelende bloemen, die over het paadje groeiden. Sunshine zat op haar knieën. Ze trok onkruid uit de aarde. Ze droeg een geel jurkje dat te strak zat bij haar armen. Avar staarde naar zijn dochter. Ze was geconcentreerd en zag hem niet. De vreemdeling zat naast haar op de grond.
Sunshine keek op. ‘Wat is er pap?’
Avar zei niks. Hij keek naar de vreemdeling die de aarde van zijn dochter’s handen borstelde met een stoffer.
‘Pap, je staart.’ Sunshine keek hem boos aan. ‘Wat is er nou?’
‘De pop,’ zei Avar. ‘De pop komt uit. Kom mee.’
Hij stak zijn hand uit maar Sunshine pakte hem niet.
‘Ik blijf even hier,’ zei ze.
‘Ze helpt me in de tuin,’ zei de vreemdeling.
Avars blik schoot naar de vreemdeling. Het was de eerste keer dat hij zijn stem hoorde. Het was een hele normale stem, wat vreemd was, bij zo’n abnormaal iemand.
Avar richtte zich tot Sunshine. ‘Straks mis je het. Ik dacht dat je het wel wilde zien.’
Zijn dochter keek naar haar handen. Ze haalde wat aarde onder haar nagels vandaan.
‘Het kan heel snel gaan,’ zei Avar.
‘Ik kom zo wel,’ zei ze. ‘Oké?’
Avar wist niet wat hij moest zeggen. Hij wilde ook niet weggaan. Hij keek de tuin rond. Zonnebloemen waren uit de grond geschoten en torenden boven het huisje uit. Anemonen en viooltjes stonden door elkaar naast het tuinpad. Het watervalletje in de vijver klaterde.
‘Tot zo, pap,’ zei Sunshine dwingend.
De vreemdeling was op de grond gaan zitten en keek glimlachend naar Avar en Sunshine. Hij kijkt naar ons alsof hij naar de televisie kijkt, dacht Avar. Hij schraapte zijn keel.
‘Nou,’ zei hij. Hij knikte. ‘Dan haal ik je zo wel. Want het kan heel snel gaan.
Ze zwaaide. Daarna bukte ze zich weer over de bloembollen.
Avar liep de tuin uit. Hij hoorde de vreemdeling iets tegen Sunshine zeggen maar hij wist niet wat. Hij kon er niet tegen dat hij niet wist wat die man tegen zijn dochter zei. Het was niet goed. Avar liep richting de kantine en stopte bij de speelplaats. Het was warm, erg warm voor deze tijd van het jaar. Hij maakte een rondje om de speelplaats en stond weer even stil. Daarna liep hij de tuin van de vreemdeling weer in.
‘Hij komt uit!’ riep hij. ‘Hij komt er echt uit!’ Hij pakte Sunshine bij haar arm en trok haar omhoog. ‘Kom!’ zei hij. ‘De vlinder is prachtig!’
Sunshine trok haar arm los. ‘Je schreeuwt,’ zei ze verwijtend, maar hij had niet geschreeuwd, hij was enthousiast. ‘Laat me los.’
Sunshine trok haar arm los uit Avars hand. De huid was rood. Avar zag dat de vreemdeling naar haar arm keek, naar de afdruk van zijn vingers op Sunshine’s lichte huid.
Illustratie: Bette Adriaanse
‘Ik kwam je halen omdat ik dacht dat je de cocon wilde zien.’ Avar ging tussen Sunshine en de vreemdeling staan en probeerde haar aan te kijken. ‘Je wilt onze vlinder toch zien,’ zei hij zacht.
‘Nee,’ zei Sunshine. Ze stond op en gooide de schep neer. ‘Bekijk het maar.’
Met een ruk draaide ze zich om en liep weg, het slingerende grindpad op.
De vreemdeling glimlachte met opgetrokken wenkbrauwen.
Avar zei niks. Hij wist niet meer wat hij moest zeggen. Hij draaide zich om en liep naar huis, waar hij aan de tuintafel wachtte tot Sunshine thuiskwam voor het avondeten. Toen ze kwam lag de cocon al als een droog velletje op de grond en had de vlinder allang zijn bruine vleugels opengevouwen en was de tuinen ingevlogen.
De val in het washok
Peter had het geschreeuw van Nel Schenk als eerste gehoord. Zijn huisje was tegen de witte zijmuur van de washokken aangebouwd en als hij binnen was kon hij de douches horen aan en uit gaan. Volgens Peter kon hij zelfs aan de lengte van de douche horen wie degene was die onder de douche stond. Jaap douchte kort, Avar deed de douche tussendoor uit om zich in te zepen en Sunshine douchte het langst van iedereen. Dat beweerde Peter in ieder geval te kunnen horen, maar hij beweerde wel meer te kunnen horen, zoals de zonnestralen die volgens hem een laag drenzend geluid maakten als elektriciteit, en wat de vogels zeiden.
Maar Nel Schenk was gevallen en ze had zo hoog en zo hard gegild dat Peter onmiddellijk zijn huisje uit rende. Omdat er geen mannen in de dameswashokken mochten rende hij naar Sunshine en Avar. Het was de eerste keer sinds Fernando’s dood dat hij zijn huis uit kwam. Nu stond hij met Avar in de deuropening te kijken naar Nel Schenk die in een oranje handdoek op de zwarte tegeltjes in het douchehok lag. Sunshine hielp haar overeind.
De washokken hadden een mannen en vrouwen gedeelte, gescheiden door een wit gekalkte muur.
Nel Schenk legde haar hoofd achterover tegen de muur. Naast haar stond een krukje. Ze kermde. Sunshine klom op het krukje en keek over de rand van het washok. Ze keek in de mannendouches, recht in het gezicht van de vreemdeling, die omhoog keek.
Ze lachte.
De vreemdeling lachte ook.
Sunshine klom weer van het krukje af.
‘Was je Kees aan het bespioneren?’ vroeg ze.
‘Wat,’ zei Nel Schenk. Ze duwde zich overeind tegen de muur. ‘Ik was degene die begluurd werd, ik was degene wiens naakte lichaam werd onteerd!’
Avar knikte. ‘Hij was jou juist aan het begluren.’
‘Ik was net mijn haar aan het uitspoelen,’ zei Nel, ‘toen ik overvallen werd door een heel vreemd gevoel. Ik voelde ogen over mijn lichaam glijden.’
‘Het is alsof hij overal is,’ zei Avar tegen Peter. ‘Het is als paardenbloemen waarvan de zaden uitwaaieren en overal terechtkomen.’
‘Ik heb de handdoek gepakt en ben op de kruk geklommen om te kijken of mijn gevoel klopte. En daar stond hij, aan de andere kant van de muur door een gaatje te kijken!’
Nel Schenk wees op klein rond gaatje in de muur en keek triomfantelijk naar Sunshine. ‘Ik schrok zo dat ik van het krukje afgleed. Ik denk dat ik mijn rugwervel heb gekneusd.’
Op dat moment liep de vreemdeling door de deuropening het dameswashok binnen.
‘Mannen mogen niet in het dameswashok,’ zei Peter, maar het kon de vreemdeling niets schelen. Hij liep de doucheruimte in en ging voor Nel Schenk staan. Om zijn middel had hij een handdoek geknoopt. Druppels liepen van zijn haren over zijn rug naar beneden.
‘Waarom zou ik jou bespioneren?’ vroeg hij aan Nel Schenk.
De vreemdeling draaide zich om naar Avar en Peter.
‘Kan iemand mij vertellen waarom ik haar zou willen bespioneren?’
Hij wees met zijn vinger naar Nel Schenk die in de oranje handdoek tegen de muur zat, haar haren tegen haar voorhoofd geplakt.
Peter en Avar zeiden niets. Ze keken naar de glooiing in de handdoek die strak om de heupen van de vreemdeling zat gewikkeld. Onwillekeurig schudde Avar zijn hoofd.
‘Precies,’ zei de vreemdeling. Hij draaide zich om naar de spiegels die boven de wasbakken hingen. Even keek hij naar zijn reflectie die eindeloos vermenigvuldigd werd door de spiegels die tegenover elkaar hingen. Daarna liep hij langs Peter en Avar het washok uit.
-
Bette Adriaanse is schrijfster en beeldend kunstenaar. Ze maakt tekeningen, schrijft fabels, verhalen, en heeft net haar eerste boek af. Ze publiceert in Engeland en Nederland. www.betteadriaanse.nl