"Een eetweek, moet dat nou?” Pas vlak voordat de themaweek van start ging, bereikte mij het bericht dat een van onze redactieleden deze verzuchting zou hebben geslaakt. Nota bene helemaal aan het begin van haar bijdrage.
De twijfel sloeg meteen toe. Een ‘eetweek’: moet dat nou? Hoe langer ik erover nadacht, hoe minder zeker ik werd van een eertijds nogal vanzelfsprekende zaak. Het kan natuurlijk de hitte geweest zijn, of anders de muggenfamilie van Mormoonse proporties die zijn intrek heeft genomen in mijn slaapkamer, maar volgens was het de eetweek en de terechte vraag "moet dat nou?” die mij vannacht op een onchristelijk uur deden ontwaken. Half-dromend en half-wakend, maar helemaal badend in het angstzweet, dreven mijn gedachten naar de laatste keer dat angst, zweet, waanideeën en eten zo duidelijk op een enkel moment met elkaar verbonden waren. Een jaar of acht geleden had ik om onduidelijke redenen ja gezegd tegen een functie als klein radartje in een grootschalige smokkeloperatie. Nadat mijn reisgenoot en ik de ons toevertrouwde waar hadden afgeleverd in een niet nader te noemen land, zaten we met onze contactpersoon, die ik voor het gemak Mo zal noemen, op een boot op een brede rivier.
Toen we ons zo gedrieën laafden aan de ondergaande avondzon, in stilte nagenietend van een geslaagde operatie, zag Mo hoe ik mijn blik liet rusten op wat groene en gele pepertjes op een schoteltje op tafel. Hij nam er een en spoorde me aan hetzelfde te doen. Terwijl de binnenwanden van mijn wangen wegsmolten en een duivels klein Michaelangootje zijn vagevuur fantasieën in mijn gehemelde beitelde, rende ik naar de niet bijzonder hygiënisch aandoende toiletten op onze Nijlboot. (Vooruit, we zaten dus op de Nijl. Het land kun je nu ook wel raden.) Ik spoelde mijn mond met water dat voor mijn part rechtstreeks uit de rivier naar boven gepompt kon zijn. Nadat het vuur was geblust, dacht ik terug aan de enige andere keer dat ik zonder veel nadenken op een boot iets in mijn mond had gestopt – een piratenburger uit de Piratenbar op de veerboot tussen Tanger en Algeciras – en hoe ziek ik daarvan was geworden en in wat voor vormen die piratenburger mijn lichaam had verlaten. Via alle mogelijke gaten; als ratten die met grote kracht een zinkend schip worden uitgespuwd. Ho. Ik dwaal af. Wat ik misschien maar wil zeggen: het doet ertoe wat je in je mond steekt.
"Moet dat nou, een eetweek?" De deuren naar de tuin stonden open en het zweet in mijn nek koelde snel af. Ik dacht terug aan de lasagne die ik de vorige avond had gegeten. Een lasagne die, ondanks zijn herkomst uit het favoriete restaurant van ex-Feyenoord-icoon John de Wolf, amper binnen te houden was geweest. Een aanfluiting in deegvorm. Een paar weken terug las ik een groot artikel over Soylent. ‘The End of Food’, luidde de titel. Het ging over de startup die een ‘open source’ voedselvervanger produceert. Software-ontwikkelaar Rob Rhinehart zag zijn investeringsbudget slinken en vroeg zich af op welke manier hij nog kon bezuinigen. Hij at al niets anders dan het goedkoopste fastfood, maar eten kostte hem nog altijd $470 per maand. Hij verlegde zijn inspanningen naar het terrein van de biochemie en voedingswetenschappen en experimenteerde met het innemen van ruwe voedingsstoffen. Hij kocht alles waarvan hij dacht dat hij het nodig had om gezond te leven en stopte dat in een blender. Het resultaat: "a slurry of chemicals” die eruitzag als "gooey lemonade”. Dit leverde uiteindelijk Soylent op, een product dat inmiddels op de markt is. (Hier kun je zien hoe een sommelier, een gastro-enteroloog, een personal-trainer en een dining reporter het goedje op uitnodiging van de New York Times drinken)
Ja: een eetweek, dat moet dus. Voor het te laat is en we allemaal niet meer weten wat eten is. Met zo’n absurd groot onderwerp zullen we uiteraard niet pretenderen volledigheid na te streven. Maar er zal worden geboerd en gesmakt, geslikt en gekauwd; we zullen luisteren naar onze onderbuik en prikken in onze darmen; het zal ons smaken en ons doen overgeven; gezond en zelfdestructief zullen we zijn in onze keuzes; flora en fauna zullen we naar binnen proppen. Zwammen, anorexia, sexy foto’s, eenzaam dineren en insecten: er is plaats voor alles en meer.
Eet smakelijk. Of, zoals de ergerniswekkendste ober ooit eens zei, vlak voordat ik in een dagdroom zijn romp en hoofd van elkaar scheidde met het botte mes dat hij even eerder op tafel had gelegd: "Eet lekker, hè."