Het is zondagavond en ik bezoek met mijn huisgenoot en onze huisvriend Marius een uitvoering van de Vespers van Rachmaninov in een kerk. De dirigente van het amateurkoor, een potige Russische, houdt haar praatje vooraf kort: ‘Dit is het moeilijkste koorwerk aller tijden, het zal mij benieuwen. Het is nog niet vaak goed gegaan. Veel plezier.’
Het vriendje van mijn huisgenoot, dat dit jaar voor het eerst in het koor meezingt, lacht vanuit het rijtje tenoren verontschuldigend naar ons. Hij is veruit de jongste van de zangers en wordt omringd door mannen die vooral meer buik en meer snor hebben dan hij. Hij heeft ons goed voorbereid op vanavond. ‘Please’, zei hij, ‘kom niet. De dirigente is verschrikkelijk en bij elke vesper zakken we als bakstenen in toon. Het is eigenlijk nog nooit goed gegaan. Maar als jullie zo graag willen komen, veel plezier dan maar.’
Er is iets geweldigs met verwachtingen: zijn ze laaggespannen, dan is de vrijheid oneindig. Alles kan, alles mag, dus wat kan het ook schelen. Zijn ze hooggespannen, dan beklemmen ze, begrenzen ze, zaaien ze paniek: het móet goed zijn en als het fout is, is het dus voor niets geweest. Een tijdje sprak ik af met mensen via Tinder. Mijn verwachtingen daarbij waren zo laag, dat de date zelf soms plots best leuk uit de verf kwam. De jongen in kwestie bleek knapper, liever, grappiger. Zelf was ik ontspannener, gevatter en vol blinkend zelfvertrouwen. (Dat die eerste dates zo leuk waren zorgde overigens voor zeer hooggespannen verwachtingen bij de tweede date, die dan vaak tegenviel, waarna het algemene laat-maar-zitten-gevoel intrad.)
De dirigente heft haar handen. ‘Laten we beginnen aan dit helse karwei, god sta me bij’, horen we haar mompelen. ‘Priidite!’ schallen de zangers. Het lijkt alsof de kerk zijn kieuwen opent om het geluid door te laten.
‘Ik vind dat we echt heel goede mensen zijn’, fluistert mijn huisgenoot tegen ons. ‘Ik bedoel, het is zondagavond, het regent, we hadden thuis op de bank een boek kunnen liggen lezen.’
‘Ik heb al eens een concert van dit koor bijgewoond, dat was erg slecht’, fluistert Marius terug. ‘Kijk dan, al die mevrouwen met hun touwtjesbrillen. Die neuzen verdwijnen in de partituren. Nul contact met het publiek, let maar op. Dat stoorde me toen vreselijk.’
‘Er schijnen hapjes te zijn na afloop,’ sis ik.
‘Kunnen jullie misschien even jullie gemak houden?’ zegt een man achter ons boos.
Even houden we ons gemak. Priidite, poklonimsya Tsarevi nashemu Bogu, zingt het koor, kom, laat ons bidden tot de Koning, onze God. De dirigent maait zo heftig met haar armen dat de naden van haar colbertje lijken te scheuren. Elk slotakkoord eindigt ze door haar handen met handpalmen geopend naar boven te hijsen, van haar borsten tot ver boven haar hoofd, en die hijsbeweging een paar keer te herhalen. Alsof ze het koor zegent, op goed geluk gaan wij door de woestijn. De mannen fronsen hun wenkbrauwen en schallen beheerst vanuit hun onderkin. De vrouwen stijgen op en voortgetrokken door hun touwtjesbrillen zweven ze om ons heen. Mijn ogen worden nat, het is prachtig.
Na de vijftiende en laatste vesper volgt een bulderend applaus, minutenlang. Mijn huisgenoot en Marius staan te joelen naast me, ik fluit tussen mijn vingers. De dirigente buigt een paar keer onhandig en kijkt ongemakkelijk om zich heen. Geërgerd neemt ze een bosje tulpen in ontvangst. ‘Nou’, zegt ze, ‘dat zit er ook weer op. Het ging niet slecht, het is wel eens slechter gegaan. Da’s fijn. Daar aan de zijkant staan tafels met hapjes, maar die zijn gemaakt door blinde gehandicapten dus het zal mij benieuwen. Fijne avond nog.’

Iduna Paalman (1991) is Hard//hoofdcolumnist. Haar poëzie en korte verhalen verschenen o.a. in De Gids, Revisor, Het Liegend Konijn en NRC Handelsblad. Ook schrijft ze voor het toneel en werkt ze als docent. In 2016 won ze de Grote Lowlands Schrijfwedstrijd. Bij uitgeverij Querido werkt ze aan haar poëziedebuut. // iduna@hardhoofd.com

Tsjisse Talsma gaat het liefst met zijn schetsboek de wereld rond.