‘‘Er was eens, heel lang geleden, een gezin dat het niet zo breed had. De ouders maakten zich ernstige zorgen over de toekomst. Uitzicht op enige meevallers was er niet en iemand in hun kennissenkring om nog met goed fatsoen bij aan te kunnen kloppen evenmin, al bij iedereen hadden ze schulden lopen. De vader was houthakker, maar dat was zo’n beetje iedereen in die tijd, dus dan krijg je op zeker moment natuurlijk met verzadiging van de markt te maken. En als hij nou nog een enigszins goede houthakker was, dan had het wellicht allemaal nooit zo ver hoeven te komen. Maar deze man werkte met slecht onderhouden, botte materialen, resulterend in een bedroevend eindproduct. Soms probeerde hij er nog wat van te maken, door ergens een mal figuurtje in te kerven. Alsof daar iemand op zat te wachten. Zijn afnemers waren er ieder geval in het geheel niet over te spreken en zoiets gaat men dan toch rondbazuinen in zo’n sprookjesbos.
De moeder had geen werk of uitkering, maar in die tijd hoorde je daar niemand over. Het had ook allemaal niet zoveel uitgemaakt, als ze het huishouden nou maar een beetje fatsoenlijk bij zou houden. Dikke lagen stof op lelijk meubilair, dat is toch geen prettige sfeer om in te gedijen? Volgens sommige versies van het verhaal was het trouwens niet de biologische moeder, maar ik weet niet wat dat nou weer goed zou moeten praten. Stiefmoeders zijn toch een beetje de Marokkanen van het sprookjesbos, maar je kan je afvragen of het al dan niet aanwezig zijn van een bloedband überhaupt vermeld dient te worden. Het gaat op den duur toch behoorlijk stigmatiserend werken.
Enfin, om een lang verhaal kort te maken, die ouders besluiten op zekere nacht om hun kinderen ergens diep in het bos te droppen. Kijk, dat scheelt dan toch weer, want je hebt domweg minder monden te voeden. Natuurlijk ben je er dan nog niet, maar het is tenminste het begin van verandering. Die kinderen heetten trouwens Hans en Grietje. In sommige versies van het verhaal is Grietje de oudste, in sommige Hans, maar in geen enkele is het leeftijdsverschil erg groot, dus wat doet het er ook eigenlijk toe.
Die twee hadden natuurlijk allang in bed moeten liggen, maar in plaats daarvan zitten ze een beetje hun ouders af te luisteren. Van respect voor privacy hebben die twee waarschijnlijk nooit gehoord. Zodoende zijn ze helemaal op de hoogte van het uitje dat hen te wachten staat. En Hans, dat was toch wel een pienter joch hoor, sluipt dan de tuin in om kiezelsteentjes te verzamelen. Kijk, lieverd, je moet goed begrijpen, in die tijd hadden ze nog helemaal geen GPS.
De volgende dag lopen ze dus door dat woud en Hans laat af en toe zo’n steentje vallen en die ouders hebben niks door, want die zijn druk bezig hun vaste lasten te herberekenen. Op een gegeven moment zegt die al dan niet biologische moeder dat de kinderen maar even moeten lunchen en dan haalt ze uit haar rugtas van die kadetjes met zweterige plakken kaas. Natuurlijk is dat als afleidingsmanoeuvre bedoeld, want zo gauw de broodjes zijn weggewerkt zijn die ouders nergens meer te bekennen. Hans heeft wel wat kruimeltjes van het broodje in zijn jaszak bewaard. ‘Wie weet komt dat ooit nog eens van pas,’ denkt hij, met een haast sacraal gevoel van vooruitziendheid. En inderdaad, nadat ze via het steentjesspoor weer thuis zijn beland en de volgende dag de hele onderneming met een hoop gemor opnieuw kan beginnen, strooit hij ditmaal geen stenen maar kruimels achter zich. Op zich leuk, zo’n variatie om de sleur te doorbreken, maar Hans wordt nu wel met zijn gebrek aan ornithologische kennis geconfronteerd. De enige mogelijkheid om nog terug te komen wordt door snavels vermalen. En nogmaals, ik kan dit niet vaak genoeg benadrukken, GPS was er nog niet.
Goed, die twee dwalen dus een tijd door dat bos en de bossen in die tijd, daar kon je door dwalen hoor. Toen nog wel. Door al dat gedwaal beginnen die kids een partij honger te krijgen, dat wil je niet weten. Dan ontwaren ze een woning die geheel en al uit zoetwaren is opgebouwd. Daar kan je je nu geen voorstelling meer bij maken. Ik weet zeker dat je de bouwaanvraag er in geen eeuwigheid doorheen zou krijgen. Stucwerk van superfoods, dat is wellicht andere koek. Maar dit waren compleet andere tijden, met compleet andere opvattingen. De mensen hadden nog geen idee van wat allemaal slecht voor ze is. Hoe dan ook, Grietje neemt een hap van het raamkozijn, Hans stort zich op de voorgevel. Worden ze opeens door een krakende stem beticht van huisvredebreuk. Heeft die stem wel een punt, vind ik.
Al rap komt de aap uit de mouw, en blijkt dat mens een heks te zijn. En heksen, zoals je ongetwijfeld weet, eten kinderen. En daar kan je natuurlijk van alles van vinden, en ik wil dat soort praktijken zeker niet goed praten, maar laten we niet voorbijgaan aan het feit dat die mensen er ook niks aan kunnen doen dat ze met zo’n voorkeur geboren zijn.
Hoe dan ook, met hun knuisten vol suikerwerk staren de twee vandaaltjes in de gifgroene ogen van de bewoonster van het pand. Een pijnlijke situatie, voor alle betrokkenen. Ik zou zeggen dat... Annika? Slaap je al? Kom op zeg, we zitten nog niet eens op de helft van het verhaal. Nou ja, laat dan maar. Welterusten.’’