Dat het volgens bepaalde culturen niet is toegestaan een grote boodschap te doen in een openbare gelegenheid, was mij nog niet bekend toen ik mij terugtrok in het kleinste kamertje van café De Zwabber. Ik had zojuist een vette hap met hete saus geconsumeerd in het etablissement ernaast en zoals dat vaker gaat met dat type traktaties, moest het er meteen weer uit. Er zijn tijden geweest dat ik overwogen zou hebben hiervoor huiswaarts te keren, maar met de jaren ben ik steeds beter geworden de dingen te accepteren zoals ze zich aandienen. Dit was bovendien geen avond om je over futiliteiten - zoals de schaamte die gepaard kan gaan met biologische behoeften - druk te maken. Voor het eerst in lange tijd zag ik mijn goede vriend Felix weer eens en we waren goed op weg om prettig dronken te worden.
Felix kende ik van de middelbare school, maar hij verbleef sinds anderhalf jaar in Frankrijk waar hij promoveerde op het gebruik van de circonflexe in het interbellum. Over een paar dagen zou zijn verdediging in Nederland plaatsvinden en hij had mij gevraagd zijn paranimf te spelen. Dat ik weinig wist van de circonflexe, laat staan van het gebruik ervan in het interbellum, maakte volgens hem niets uit. Het enige wat ik hoefde te doen, zo had hij mij uitgelegd, was de commissie intimiderend aanstaren. Voor de eventuele inhoudelijke assistentie was er zijn boomlange collega Ewald, die ook mee was op deze kroegentocht. Vanmiddag had Felix ons rokkostuums aan laten passen, daarna waren we een hapje gaan eten en nu zaten we al geruime tijd aan het bier. Over circonflexen werd opvallend weinig gesproken, wel hadden we het over vrouwen, de vrije markt en het oeuvre van Prince. Volgens Ewald was Lovesexy zijn beste plaat, ik hield het bij Sign 'O' the Times en Felix vond het al met al een wat overschatte artiest. Inmiddels was De Zwabber het enige café dat nog open was en ik had slechts als grapje voorgesteld om ons daar dan maar naartoe te verplaatsen, het was immers geen plek om dood dan wel levend aangetroffen te worden. Maar nu zaten we er echt; Felix en Ewald aan de bar en ik op de pot.
Altijd als Felix en ik op pad zijn, komen we in de problemen en volgens hem ligt dat aan mij. Hij schept er een zeker genoegen in mij dat in te wrijven, maar lijkt toch vooral vermaakt door deze avonturen.
Zo werden wij op de interrailreis die wij op ons zeventiende maakten aan de Zweedse grens apart genomen ter drugscontrole. Felix mocht na een paar minuten het hokje weer verlaten, maar het grondig rectale onderzoek waar ik aan onderworpen werd - ‘normaal hebben we hier honden voor, maar die zijn nu op vakantie,’ hoorde ik achter mij de inspecteur enigszins beschroomd zeggen - zorgde ervoor dat we niet alleen onze trein misten, maar ook de daaropvolgende treinen, waardoor we op het station moesten overnachten.
Op een andere reis werden we in een treintje in Zuid-Frankrijk lastiggevallen door hangjongeren die het hadden voorzien op onze knalgele gettoblaster van het merk Yoko, die aan mijn backpack vastgebonden zat. ‘Laten we er hier maar uitgaan,’ had Felix gezegd bij het eerstvolgende stationnetje. Maar toen ik hem wilde volgen bleek dat de jongens zich aan mij hadden vastgeklemd. Met al mijn kracht lukte het na enige tijd mij los te rukken en werd ik uit de inmiddels weer rijdende trein geslingerd, om als een omgekeerde schildpad op de backpack te eindigen. Yoko overleefde het niet.
En toen ik vorig jaar Felix kwam opzoeken in zijn nieuwe woonplaats probeerde ik wel op zo’n omslachtige wijze twee Françaises te versieren, dat zij in de veronderstelling werden gebracht dat Felix op beiden uit was. Toen bleek dat hij keurig getrouwd was en geen enkele ambitie had dat op het spel te zetten, begonnen zij ons te krabben en te slaan en achtervolgden ons vervolgens de halve stad door.
Volgens Felix straal ik iets uit wat haaks staat op mijn onschuld, iets wat reacties uit kan lokken en commissies intimideren. Daarom was ik net zomin verbaasd als hij toen ik de loop van het pistool tegen mijn slaap voelde.
Toch dacht ik aanvankelijk dat de jongen een grapje maakte toen hij klaagde over de geur die ik op het toilet had achtergelaten.
‘Gadverdamme! Dit meen je toch niet? Dat ga je toch niet hier doen? Ben je ziek of zo?’ had hij met grote ontsteltenis geroepen.
‘Ach,’ hoorde ik mezelf met dubbele tong spreken, ‘toegegeven, fris is anders, maar het ophouden schijnt ook niet zo gezond te zijn.’
‘We hebben er weer een hoor,’ alarmeerde een identiek uitziend figuur de barvrouw. Die haalde zuchtend - alsof ze niet anders gewend was - een reusachtige spuitbus Ambi Pur vanonder de toog vandaan.
‘Wat heb je nu weer gedaan?’ fluisterde Felix mij toe.
‘Gepoept,’ zei ik.
Ewald betaalde gauw onze rekening. Waar de een ontlasting ruikt, ruikt de ander onraad.
Ze bleken met z’n vieren te zijn en volgden ons mee naar buiten.
‘Jullie horen bij hem?’ vroeg de jongen die bij de wc had staan wachten, duidelijk de leider van het stel.
‘Hij kan er niks aan doen, hij heeft een gevoelige maag,’ pleitte Felix.
‘Het komt door die pizza’s van jullie oom,’ probeerde Ewald gevat te zijn.
Op dat moment kwam het pistool tevoorschijn. Ik dacht dat de agressie zich nu naar Ewald zou verplaatsen, maar ik bleef het doelwit.
‘Zeg maar: "sorry dat ik gepoept heb",' beval de jongen.
‘Sorry, dat ik…’ Het lukte me niet de zin af te maken, ik vond het te merkwaardig. Het pistool werd nog wat steviger tegen me aangedrukt.
‘Je hoort toch wat hij zegt?’ bemoeide de kleinste van het kwartet zich ermee. ‘Of heb je soms ook stront in je oren?’ Een hysterisch lachje vulde de op ons na verlaten straat.
‘Zeg het nou maar gewoon,’ zei Felix ongeduldig.
‘…dat ik gepoept heb,’ sprak ik.
‘Nu de hele zin,’ zeiden de leider en zijn dubbelganger in koor.
‘Ja’, viel de kleine hen bij, ‘anders telt het niet.’
‘Sorry dat ik gepoept heb.’ De zin kwam er nu perfect uit, alsof ik het meende. Maar misschien meende ik het ook wel. Ik had het hoe dan ook beter niet kunnen doen, dat poepen.
De jongen verborg het pistool weer in zijn jas.
‘En nu je handen wassen.'
Ik wilde zeggen dat ik dat al gedaan had, met gloeiend heet water en veel zeep, heel uitgebreid, zoals ik dat altijd doe, maar Felix sleurde me mee. Dit avontuur zat er blijkbaar weer op.
--
Meer lezen van Kasper? Zijn boek En toen kwam Annika ligt nu in de boekhandel!