Een vriendin vraagt of ik een gastcollege wil geven bij haar op de faculteit. Pas als ik thuiskom verbaas ik me over mijn antwoord. Zonder enige weerstand heb ik ja gezegd, en ik heb er zelfs zin in. Dat was voorheen niet gebeurd. Tot een paar jaar geleden gebeurde er sowieso best veel niet, of uiteindelijk wel, maar met veel angstzweet en geen beren, maar grizzly's op de weg.
Paniekaanvallen zelf zijn al best vervelend: je denkt dat je gek wordt, dood gaat of in ieder geval tijdelijk out, je bent bang, zweterig en vooral niet meer in het moment. De eerste keer gebeurde het in een overvolle trein, ergens tussen Gent en Amsterdam. Ik was zestien en net met mijn beste vriendin de hele nacht wezen dansen in de Vlaamse Flanders Expohallen. De gangpaden van de trein werden geblokkeerd met doorgefeeste, zweterige lijven, en door de hele coupé zaten, lagen en hingen mensen. Drugs had ik niet op, wel wat bier en te weinig water. De vermoeidheid sloeg toe, mijn lijf begon te rillen en ik werd een beetje licht in mijn hoofd. Tot zover herkennen paniekvrije mensen dit waarschijnlijk wel, iedereen kan zich na een lange dansnacht wel een beetje slapjes of bibberig voelen. Maar toen raakte ik in de tweede, en al snel in de vijfde versnelling. De duizeligheid nam toe en mijn oren begonnen te suizen. De stem van mijn vriendin en die van de mensen om me heen klonken hol en ver weg, maar toch tien keer zo intens. En het ging niet weg. Net als de pijn bij een wespensteek liep de spanning, en daarmee de angst, op vanaf het moment dat het begon.
"Naar buiten, weg hier, huis, huis, huis, daar is het veilig", was wat ik dacht. Maar thuis waren we nog lang niet. Mijn vriendin keek me bezorgd aan: "Je ziet zo wit, gaat het wel?" "Ik voel me zo gek, alsof ik ga flauwvallen", antwoordde ik. Mijn eigen stem klonk ook hol. Maar even naar de gang om uit die benauwde coupé te zijn, wilde ik ook niet. Het idee alleen al dat ik me door al die mensen moest wurmen, brrrr. De rest van de reis bleef ik stilletjes op mijn plek zitten, hopend dat het gekke gevoel zou ophouden. Van mijn omgeving kreeg ik weinig meer mee, ik zat helemaal opgesloten in mijn hoofd.
In de jaren die volgden begon ik steeds meer rekening te houden met de paniek. Voor ik ergens heen ging, dacht ik na over de vluchtmogelijkheden: kon ik er makkelijk weg, mocht er zich weer een aanval voordoen? De meest gewone dingen konden al een obstakel vormen: eten bij een vriend in een huis dat ik nog niet kende, in de rij bij de Albert Heijn, naast mijn moeder bij de opera of op mijn nieuwe werkplek. Als het antwoord ‘nee’ was, ging ik niet, of zat ik daar wel maar in grote afwezigheid. Ik hield mezelf dan nauwlettend in de gaten: voel ik al iets? Later leerde ik dat dit vermijdingsgedrag heet, en nu zie ik, dat het met name dat gedrag is wat het leven van een paniekaanvaller lastig maakt. Het betekent namelijk dat je nooit ‘vrij’ bent, je gedachtes zijn voortdurend bezet en er is weinig ruimte voor nieuwe ervaringen. Als ik naar de film ging, was het moeilijk om me te concentreren op het beeld van het witte doek, ik keek voornamelijk naar de film ‘gaat het wel goed?’ die zich in mijn hoofd afspeelde.
Bij vlagen had ik er in meerdere of mindere mate last van. Mijn studiereis naar Australië was in een tijd waarin het goed ging. In mijn eentje naar de andere kant van de wereld, het was een hele stap voorwaarts. Maar ook daar heb ik dingen gelaten omwille van de angst voor de angst. Zonde, denk ik nu. Maar nu ben ik beter, nu weet ik beter. Toen ik twee jaar geleden bijna nee zei tegen een vriendin die me vroeg haar paranimf te zijn (een soort getuige bij een promotie), besloot ik een therapeut om hulp te vragen. Ik was klaar met mijn eigen smoesjes en excuses: ik wilde wél naast mijn vriendin kunnen staan tijdens dat hoogtepunt in haar leven. Ook als het betekende dat ik een uur lang ‘gevangen’ op een podium een bank vol hoogleraren in de ogen moest kijken, in plaats van laf (‘veilig’) vanuit de zaal.
"Je kan jezelf niet gek denken", zei mijn psycholoog. "Maar wel heel angstig." Ook leerde ik dat flauwvallen fysiek niet eens kan als je in paniek raakt: teveel adrenaline. Met haar hulp kon ik het vermijdingsgedrag uit mijn systeem werken. Paniek is er zeker nog wel eens: als ik een overvol café in stap, blijf ik het liefst een beetje in de buurt van de uitgang hangen. En in de bioscoop zit ik het liefst aan de zijkant. Maar het bepaalt niet meer mijn agenda. De mensen die me goed kennen merken misschien niet eens zo heel veel verschil, maar ik heb de afgelopen jaren zoveel meer gedaan, zoveel meer meegemaakt. Ik probeer nu tegen zoveel als ik kan ja te zeggen. En het is meer dan bevrijdend dat ik daar niet meer bang van word.
--
PS Ik geloof niet echt in zelfhulpboeken; cognitieve gedragstherapie was voor mij de juiste methode. Maar één boek, aangeraden door mijn therapeute, heeft wel een bijdrage geleverd aan mijn genezing: Uit je hoofd, in het leven van Steven C. Hayes. Alleen al in de titel herkende ik zoveel, dat ik me zelfs vóór het lezen al begrepen voelde.
Noor Spanjer (Amsterdam, 1982) is freelance journaliste en mediawetenschapper. Als nieuwerwetse minstreel is zij altijd op zoek naar persoonlijke verhalen en daarnaast is ze ideologisch inzetbaar voor feministische zaken en andere nature-nurture kwesties.
Aart-Jan Venema is freelance illustrator en verhalenverteller. Hij werkt onder andere voor NRC.next, de Groene Amsterdammer en hard/hoofd.