Binnenkort is mijn vader jarig en dat is een probleem. Hij wordt namelijk ‘een hele Piet’ – zo heten in onze familie mensen die vijfenzestig worden, vernoemd naar een of andere oud-oud-oudoom Piet die precies op zijn vijfenzestigste verjaardag stierf – en een goed cadeau bedenken voor mijn vader is al sinds ik de cadeauschenk-gerechtigde leeftijd heb het allermoeilijkste ever.
‘Ik kan een wandkleed voor hem vilten?’ zegt mijn moeder aan de telefoon. Mijn moeder, die al achttien jaar van hem gescheiden is, heeft soms zó’n aandrang tot wandvilten dat het eigenlijk niet uitmaakt waarom of voor wie.
‘Leuk,’ zeg ik, ‘maar daar ben ik niet echt mee geholpen, hè?’
‘Jij kan OOK een wandkleed voor hem vilten?!’ Ze zegt een paar verontwaardigde seconden niets. Ik denk dat nog vóór mijn moeder zelf een hele Piet is geworden, de logica haar definitief zal hebben verlaten.
Mijn broers helpen ook niet echt mee. ‘Ik denk dat ik een abc-tje voor hem schrijf,’ zegt mijn oudste broer. ‘A is van altijd te laat, dat is hij vaak, B is van brompot, zo lang ik mijn studie niet afmaak. Zoiets?’
‘Ik kan misschien een skateboard voor hem kopen,’ oppert mijn jongste broertje, ‘dan kan hij me eindelijk gaan leren begrijpen.’
Ik denk aan een van de leukste vakanties die ik in mijn leven ondernam: een kanovakantie over Zweedse meren en rivieren, met mijn vader, zijn vriendin (die hij toen net kende) en mijn broertje. In het gidsje stond dat als we tot laat in de avond door zouden varen, de kans bestond dat we tekenen van bevers zouden vernemen.
We peddelden muisstil langs een bosrand door het water. Bij elke in een punt geknaagde omgevallen boom werden de ogen van mijn vader groter. ‘Hun werkgebied,’ legde hij aan ons uit, ‘dit is hun werkgebied.’
Plots hoorden we een oorverdovend klappen. Het werd ’s nachts nooit helemaal donker, maar het schemerde en we zagen niet waar het vandaan kwam. Al snel klonk weer dat geluid, een soort petsen, nu ook dichterbij. Het waren de bevers die met hun platte staarten op het water sloegen. We zagen ze voor onze kano langs schieten.
‘Ze voelen dreiging,’ verklaarde mijn vader. ‘Ze waarschuwen de rest. Prachtig, prachtig.’
We kanoden verder, ik was een beetje teleurgesteld. Een paar klappen op het water, een paar nauwelijks zichtbare dierenhoofdjes uit de rivier, was dat het?
‘Saai saai saai,’ zei mijn broertje.
‘Sssssssssjt!’ siste mijn vader en hij wees. Op de oever stond een eland met een jong. Roerloos en met gigantische zwarte ogen keken ze ons aan. Wij durfden niet meer te bewegen. Alles was stil en vol ontzag. Toen liepen ze weg, eerst de moeder, toen het kleintje. Het blad kraakte niet eens onder hun poten.
Mijn vader, absoluut geen emotionele man, had tranen in zijn ogen. ‘Wat een cadeau,’ fluisterde hij trillerig, ‘wat een cadeau.’
‘Mam,’ zeg ik, ‘hij wordt maar één keer een hele Piet. Ik heb het idee dat we iets met hem moeten dóen. Hij vindt het leuk om dingen te ondernemen, spullen interesseren hem geloof ik niets.’ Als ik dat zeg besef ik hoe moeilijk het is om iemand op zo’n manier te feliciteren, dat het eens niet over jezelf gaat.
‘God ja, een hele Piet,’ zegt mijn moeder met een zucht. ‘Je vader, een hele Piet. Waar is de tijd gebleven. Nee, je hebt gelijk. Hij moet iets ervaren, iets beleven.’ Ze zwijgt even. ‘Hij zou ZELF een wandkleed kunnen gaan vilten?!’
Iduna Paalman (1991) is Hard//hoofdcolumnist. Haar poëzie en korte verhalen verschenen o.a. in De Gids, Revisor, Het Liegend Konijn en NRC Handelsblad. Ook schrijft ze voor het toneel en werkt ze als docent. In 2016 won ze de Grote Lowlands Schrijfwedstrijd. Bij uitgeverij Querido werkt ze aan haar poëziedebuut. // iduna@hardhoofd.com
Tsjisse Talsma gaat het liefst met zijn schetsboek de wereld rond.