In het begin lijkt het goed te gaan, ik vind het zelfs leuk om hem te zien. Geen idee of ik op die momenten ben vergeten hoe alle voorgaande keren zijn verlopen, of dat ik mezelf voor de gek houd. Met hem om mij heen denk ik überhaupt niet na, er is alleen maar nu. Maar zo gemakkelijk als het begin doet lijken, zo verdrietig zal ik op een zeker moment zijn: een brok in mijn keel en binnen een paar seconden dringen de tranen zich op. Een schip dat wordt overvallen door een onverwachtse storm, plotseling ben ik stuurloos. Anderhalf jaar is het uit, maar nog altijd lukt het me niet om ongeschonden uit onze ontmoetingen te komen.
Het slaaptekort en de idiote hoeveelheden bier die ik deze zomer achterover sla, verergeren de situatie alleen maar. Hij en ik achtervolgen elkaar al weken op de festivals waar we feesten en werken. Nu staat hij naast me, en samen kijken we naar een concert; het is een bandje waar bekenden van ‘ons’ in spelen. Het vriendinnetje van de gitarist staat vlakbij en kijkt trots naar haar geliefde. Ik veeg zo onopvallend mogelijk de tranen achter mijn zonnebril weg, en denk aan hoe het had kunnen zijn. Hetzelfde als nu, hij naast mij, de mannen op het podium, de muziek door de lucht, de zee een kilometer verderop. Maar dan zoals zij, de muzikant en zijn meisje, geen tranen maar verlangende blikken en zijn vingers die mijn handpalm raken.
Foto: Daniel van den Broeke Daan Draait.nl
Hij moet weer aan de slag en terwijl hij wegloopt groet hij een meisje dat ik niet ken. Ik zie hoe hij zich voorstelt aan een vriendin van haar. Snel verzet ik mijn onredelijke en vooral onzinnige gedachtes. Ik kijk om me heen. Daar staat de pannenkoekenbakker met wie ik twee dagen daarvoor nog midden in de nacht ben gaan naaktzwemmen. Er was zeevonk, waardoor het water om ons heen oplichtte. De situatie had belachelijk romantisch kunnen zijn, maar de regels op een festival zijn anders.
Binnen de hekken die het terrein omarmen, speelt zich in een paar weken tijd een heel seizoen van Goede Tijden Slechte Tijden af. Niet alleen mijn eigen gemoedstoestand verandert per ontmoeting, iedereen om me heen lijkt als een uit elkaar knallende voetzoeker over de grond te schieten, op zoek naar iets onvindbaars. Nog geen vierentwintig uur na mijn zwemavontuur zie ik hoe het meisje van de spaghetti zich aan de pannenkoekenman opdringt, samen lopen ze richting zijn tentje: wanneer ze mij de volgende dag collegiaal begroet met een omhelzing, kan ik niet anders dan aardig terug lachen. Het voelt onwennig, onoprecht bijna; het zout van de verlichte zee zit nog op mijn huid, en nu waarschijnlijk ook op die van haar. Maar even later, in de zweefmolen, ben ik ze alweer vergeten.