Trudy Kunz schreef jarenlang voor onder andere Libelle en Marie-Claire, maar is nu met pensioen. Om de week verschijnt haar pensioencolumn, afgewisseld door de column van mede-pensionado Loes de Fauwe.
Ik zou wel twintig columns aan mijn grootvader willen wijden, maar dat ga ik niet doen. Nou vooruit, nog eentje dan.
Op een dag in de sixties zocht ik hem op in het bejaardenhuis – een fonkelnieuw gebouw waar hij kort voor zijn zeventigste verjaardag was ingetrokken omdat dat voor iedereen beter was. Behalve voor hemzelf, maar dat lag aan zijn eigen dwarsigheid, zeiden zijn kinderen. Ver van zijn geliefde stadscentrum zou hij er nog twee decennia uitzitten, grotendeels aan tafel, een boze blik gericht op zijn kranten.
Als pas ontgroend studentje Frans, net terug van mijn allereerste reis naar Parijs, bracht ik een bronskleurig Eiffeltorentje voor hem mee. Hij wierp er een achteloze blik op en vroeg: ‘heb je ook nog iets moois gezien?’
Iets moois? Alléén maar, grootvader! Het hele leven was in een klap mooi geworden, in Parijs. Op een van de beroemde boulevards – Boul’ Mich? Boul’ St. Germain? - was het ineens tot me doorgedrongen: zie mij lopen! Mijn toekomst begint hier. Nu. Dit hier zijn de eerste stappen op mijn eigen, zelfgekozen weg. Ik zwol bijna van levenslust, daar op die boulevard.
‘Nou?’
Grootvader was weer zijn oude, ongeduldige zelf.
‘Komt er nog iets?’
‘Ja, rustig maar,’ praatte ik als mijn moeder.
Maar ik hield van hem, dus liet ik ze stuk voor stuk uit mijn mond rollen: al die prachtige namen – Sacré Coeur, Place Vendome, Tuilleries, Sainte Chapelle – die ik in de bus terug tot een parelsnoer had geregen.
En bij iedere naam die ik noemde, proefde ik weer de zoete smaak van verlangen die ik daar, snuivend aan het onbekende, had leren kennen.
Proefde hij het ook? Besmette ik hem al pratend met het virus dat ik sinds Parijs bij me droeg? Hij kende de wereld alleen van plaatjes. Vaalgrijze plaatjes in muffige boeken. Een ander land dan het zijne had hij, op een enkel tochtje naar het Sauerland na, nooit gezien. Terwijl hij zo nieuwsgierig was en hunkerde naar wijde vergezichten, een breder perspectief.
Maar hij had zijn tijd gehad. Nu was ik aan de beurt. Sinds Parijs draaide de wereld alleen om mij.
Onze thee was koud geworden. Het begon te schemeren. Ik moest maar eens naar huis.
Ik liep het halletje in en pakte mijn jas.
Toen ik terugkwam zat hij in zijn vertrouwde houding, het hoofd in de handen, roerloos. Maar op de plek van de krant stond nu de Eiffeltoren.
‘Ik ga’, zei ik.
Hij keek niet op.
‘Is er iets?’ vroeg ik.
‘Nee,’
Maar toen ik aandrong: ‘Het is zó… zó…’
Langzaam hief hij het hoofd op en keek me aan. Zijn donkere ogen glansden. ‘Je vraagt je je hele leven af,’ mopperde hij, ‘waar draait het nou eigenlijk om? Waar is het goed voor? En als je er eindelijk iets van begint te snappen, heb je er niets meer aan. Dan ga je dood.’
En ik, die de wereld in mijn zak had, gniffelde en dacht: waar heeft hij het over?
Een paar weken later stonden we aan zijn graf.
Het spijt me nog steeds dat ik toen niet heb doorgevraagd.
Beeld: Thomas Bjørkan

Trudy Kunz werd in de jaren tachtig en negentig bekend door haar werk voor Libelle en Marie Claire. Voor Plus Magazine was zij bijna vijftien jaar columniste. Zij publiceerde meerdere interviewbundels en in 2013 verscheen haar eerste roman, Kroniek van een bange liefde. Als pensionado zonder pensioen verdeelt zij haar tijd, net als daarvoor, tussen schrijven, schilderen en ander (on)nuttigs.

Reinout Dijkstra is illustrator uit Zwolle. Hij maakt tekeningen, schilderingen, foto's en soms ook nog een klein tekstje. Zijn werk is geaard in zijn eigen ervaringen, hij geniet van dingen als lichtval, kleur en is niet vies van een grapje.