‘Ik ben nogal geschrokken deze week’, zegt mijn broertje. ‘Eén: mijn deck is weer eens gebroken toen ik een frontside flip maakte. Twee: toen is ook mijn enkel gescheurd. Drie: ik ben definitief met mijn stage gestopt. Vier: papa weet dat nog niet. Vijf: Tim is uit de kast gekomen.’
Met mijn telefoon tussen oor en schouder sta ik een afwasje te doen. Uitermate behoedzaam poets ik onder water de wijnglazen. Wijnglazen zijn breekbaar, maar in mijn huishouden zijn ze nog brozer dan normaal, alsof ze een zelfverdedigingscursus hadden moeten volgen en al met zes-nul achter staan wanneer ze bij mij in de kast belanden. Er knappen hier gemiddeld vier glazen per week.
‘Tim!’ zeg ik, ‘eindelijk!’
‘Ja hij heeft ook al een vriendje, het is helemaal real’, zegt mijn broertje. Bezield wrijf ik over een glas. Tim uit de kast, wat een heerlijkheid, wat een vrijheid, en ook nog een vriendje, ik wil de wereld zoenen zo vrolijk als ik ervan word. Ik wil alles weten, ook over het deck en de enkel en omdat ik in zo’n euforische bui ben hoor ik mezelf beloven dat ik mijn broertje geld zal lenen voor een nieuw deck én papa zal bellen om de gestopte stage een beetje bij hem voor te koken. Ik ben zo aan het loeien dat ik pas hoor wat mijn broertje zegt als hij het voor de tweede keer herhaalt: ‘Maar Idoen, denk je dat Tim ook in elkaar geslagen kan worden met een betonschaar?’
Ik ben vrij bekend met coming outs; toen ik een jaar of zestien was kwam iedereen om mij heen uit de kast. Serieus: er bleef geen hetero overeind. Vooral bij de vrouwen was het raak – docenten op school begonnen mijn jaar zelfs het ‘lesbische jaar’ te noemen.
Zelf wist ik het allemaal nog niet zo, maar mijn moeder had behoefte aan duidelijke kaders. Ze vroeg: ‘Heb jij ook een vriendin?’
‘Tuurlijk heb ik een vriendin’, zei ik, ‘dat weet je toch.’
‘Nee maar ik bedoel een echte vriendin.’
‘Oh ja zeker mam’, zei ik, ‘een vriendin zou geen vriendin zijn als ze geen echte vriendin was.’
‘Maar eh, ik bedoel, een vriendin met wie je ook knuffelt?’
De drang haar ervan te overtuigen dat een vriendin hebben net zo normaal is als Een Vriendin Hebben uitte ik door haar nog wekenlang te laten gissen naar mijn seksuele voorkeuren. (Volgens mij is ze er nog steeds niet helemaal gerust op.) Kortom, op hetzelfde geslacht vallen was voor mij niet iets opmerkelijks – zelf moest ik me soms juist verdedigen als ik eens een jongen leuk vond.
Ongeveer anderhalve week geleden werden er in Arnhem twee jongens mishandeld, vermoedelijk met een betonschaar en vermoedelijk omdat ze hand in hand over straat liepen. Ik las er tientallen beschouwingen over (de meesten hadden het woord ‘betonschaar’ in de titel), van mensen die opriepen ook hand in hand de straat op te gaan tot gemopper dat dat toch alleen een doekje voor het bloeden was.
Ik googelde betonschaar om te kijken hoe zo’n ding er eigenlijk uitziet en ontdekte dat de betonschaar helemaal geen betonschaar meer was: als ik op ‘afbeeldingen’ klikte zag ik vooral wat de betonschaar had aangericht. Gehavende mond, afgebroken tanden. Ergens in een ver hoekje van de zoekresultaten een actie van de Action: twee voor 9,99 euro.
Niet een mes of een schop of een stomp, maar een werktuig om onknipbare dingen mee door te knippen was het symbool geworden van homohaat – als het niet zo walgelijk was zou het poëtisch zijn.
‘Tim’, zeg ik door de telefoon, ‘in elkaar geslagen worden, ehm. Nou ja eh.’ Ik laat mijn handen in het afwaswater bungelen. Ik weet niet wat ik tegen mijn broertje moet zeggen. Onder het sop voel ik een wijnglas tegen een bord ketsen.
Iduna Paalman (1991) is Hard//hoofdcolumnist. Haar poëzie en korte verhalen verschenen o.a. in De Gids, Revisor, Het Liegend Konijn en NRC Handelsblad. Ook schrijft ze voor het toneel en werkt ze als docent. In 2016 won ze de Grote Lowlands Schrijfwedstrijd. Bij uitgeverij Querido werkt ze aan haar poëziedebuut. // iduna@hardhoofd.com
Tsjisse Talsma gaat het liefst met zijn schetsboek de wereld rond.