Regelmatig overvalt me een groot schuldgevoel over het leven van mijn jeugdkonijn Olle. Het dient zich aan samen met andere schuldgevoelens over bijvoorbeeld vrienden die ik geen berichtjes terugstuur, mijn oma die ik niet bel, de krant die ik afgevlakt lees; ergens op de achtergrond lacht Olle een holle lach. Eigen schuld, hoont hij.
En het leven van Olle begon nog wel zo blij.
Omdat een konijnenhok lastig in te pakken is had mijn moeder er kleurige crêpepapierstroken om gewikkeld. Het geheel stond voor de boekenkast in de woonkamer. Onder de versiersels schoof iets heen en weer.
‘Gefeliciteerd met je verjaardag lieverdje’, zei ze tegen mij en op een toon waar zowel samenzwering als verbazing in klonk: ‘Pak maar uit.’
‘O dennenboom, o dennenboom’, zong mijn broertje. Het was begin maart maar hij was zeven en haalde de feestliederen nogal eens door elkaar.
In het hok klonk een dof trappelen, iets ongeduldigs. Ik wachtte het gezang niet af, rukte de slingers weg en opende het plafond van het hok. Het konijn schrok zich wild, sprong over de rand en rende onder de piano aan de andere kant van de woonkamer.
‘Ik heb u láátst in ’t bos zien staaan!’, gilde mijn broertje terwijl hij zich op zijn knietjes wierp en zijn armen onder de piano probeerde te wurmen.
Het konijn, dat op mijn verlanglijstje al jaren Olle heette, was verdwenen voor hij goed en wel bij ons was aangekomen. Hieruit had ik wellicht op moeten maken dat dit niet goed zou gaan.
Toen mijn moeder Olle na een zinderende strijd gevangen had en hij met de stofpluizen nog aan zijn kont weer in zijn hok zat kwamen er zes sprietige vriendinnetjes langs. Ik kreeg vrolijk ingepakt konijnenvoer, een tuigje, drinkflesjes en een boekje dat Met je konijn naar de top heette. (Ik heb er maar twee keer in gebladerd, hier begint het schuldgevoel, sorry sprietvriendinnetje.)
Aan het einde van al dit feestelijks verhuisde Olle met hok en al naar de schuur. Het duurde geen drie weken of ik verloor mijn interesse in hem en mijn moeder was de enige die nog voor hem zorgde. Het werd zomer, de schuur werd heet en vochtig, Olle zat ineengedoken in het donker te verschimmelen.
‘Hij is in de war’, zei mijn broertje op een middag, ‘hij doet zichzelf pijn.’
Ik volgde hem naar de schuur. Vanuit de donkerste hoek waar het hok stond hoorden we een hard kloppen. Het leek alsof iets werd gekatapulteerd en tegen een schutting schoot. We deden het licht aan, de deur dicht, zetten het hok open en staarden Olle aan. Die zat doodstil op zijn muffe stro. Klak! Hoorden we. Klak! Toen we heel dichtbij kwamen zagen we dat het zijn achterpoot was. Olle liet zijn achterpoot haast onzichtbaar op de bodem van het hok knallen. Hij keek onverstoord, alsof hij wilde zeggen: er is al niets meer aan te doen. We tilden hem op, legden nieuw stro neer, maar toen we hem daarop neerzetten ging het geknal verder. De volgende dag bleek Olle van de zelfkastijding een gewoonte te hebben gemaakt, en de dag erop vonden we dat al normaal.
‘Misschien is het zijn hobby’, opperde mijn broertje.
Mijn moeder stelde voor naar de dierenarts te gaan. Ik zei: ‘Mag je doen.’ Volgens de dierenarts was het een angstreflex. ‘Maar wij zijn toch niet eng?’ zei mijn broertje. Ik knikte instemmend.
Na een jaar vond mijn moeder Olle in rare, stijve zijligging. Er had zich een kankergezwel gevormd uit alle onverschilligheid van ons, alle gebrek aan bewegingsvrijheid en licht, het natte stro, het oude water. Mijn moeder begroef hem op het bospad achter ons huis, ik wilde er niet bij zijn.
En toen was dat doffe, zware schuldgevoel bereikt. Ik probeerde het weg te drukken door twee gerbils aan te schaffen en daar belachelijk goed voor te zorgen, maar dat maakte de zaak alleen maar treuriger. Nu, na vijftien jaar, verschijnt Olle op de meest onmogelijke momenten. Als ik mijn plasticafval niet scheid. Als ik de verkiezingsprogramma’s niet lees. Als ik een leerling uit de les stuur die het thuis niet fijn heeft. Ik hoor het knallende geluid van die achterpoot en zie die minzame konijnenblik. En dan schaam ik me weer zo.
Iduna Paalman (1991) is Hard//hoofdcolumnist. Haar poëzie en korte verhalen verschenen o.a. in De Gids, Revisor, Het Liegend Konijn en NRC Handelsblad. Ook schrijft ze voor het toneel en werkt ze als docent. In 2016 won ze de Grote Lowlands Schrijfwedstrijd. Bij uitgeverij Querido werkt ze aan haar poëziedebuut. // iduna@hardhoofd.com
Tsjisse Talsma gaat het liefst met zijn schetsboek de wereld rond.