In het Cadavre staren schrijvers nooit naar een leeg vel papier. Ze gebruiken de laatste zin van hun voorganger als begin voor iets nieuws. Zo spelen ze een woordspelletje dat al jaren geliefd is bij verveelde kinderen en Parijse surrealisten.
Vandaag schrijft Laura Haman verder met de famous last words van Marjolijn van de Gender.
“Jij mag kiezen”, zeg ik.
De Vlaming leunt met zijn schouder tegen de deurpost en kijkt naar de grond. “Goed. Blauw.” Hij wijst naar mijn linkerhand.
Ik geef hem het dubbelgevouwen briefje waar ik ‘BLAUW’ op heb geschreven. Het briefje waar ‘ROOD’ op staat stop ik weer in mijn broekzak.
Zo begint een jaar geleden het spel.
Ik had de Vlaming leren kennen bij het stoplicht, waar we tegelijk op het knopje wilden drukken en mijn vinger heel even onder zijn vinger geklemd zat.
Ik ging met hem mee naar huis. Hij bleek te wonen boven een Thais restaurant waar we allebei een keer een relatie hadden beeindigd. Toen we uitgeneukt waren en bleek dat we op een afkeer van Thais eten na helemaal niets met elkaar gemeen hadden, verzon ik het spel.
De regels zijn eenvoudig: de een schrijft twee opdrachten op, de ander kiest een kleur. Aan niemand vertellen, geen vragen stellen, wie weigert, verliest.
Ik had in hem een zeer fanatieke gevonden. Hij had bij een van mijn eerste opdrachten het glas van zijn bril gebroken en in zijn oog gekregen. De arts moest het er splinter voor splinter uit peuteren. Zijn blinde oog, de littekens onder mijn voeten, de stapels briefjes van honderd die tussen de boeken op de plank lagen en de geur rondom de plek waar de kitten had gelegen: het waren allemaal bewijsstukken van hoeveel je met iemand kan mee maken, zonder van hem te hoeven houden.
Relikwieën van een verbintenis die als een strop steeds strakker wordt.
Ik koos vanochtend rood. Nu parkeer ik mijn auto aan de rand van een korenveld.
Ik loop het veld in, baan me een weg door de hoge, scherpe halmen. Ik moet doorlopen. Ik kan alleen vooruit. Stoppen betekent ten prooi vallen aan de weerhaken van het eenkoorn. Bij eenkoorn is het kaf vergroeid met het koren. Zo wil ik niet worden. Ik moet hem voor blijven.
Op de open plek in het midden van het veld kom ik tot stilstand. Honderden raven draaien hun zwarte koppen naar me toe.
“Ik zoek een ekster,” zeg ik. De raven wenden hun koppen weer van mij af en gaan verder met waar ze mee bezig waren.
Over drie weken borduurt schrijver Edna Azulay verder op Laura's laatste zin.
Laura Haman (1987) geeft Nederlandse les en schrijft o.a. voor Shortreads. Ze studeerde Writing for Performance en Theaterwetenschap. Laura woont in Amsterdam en houdt van lezen, koffie en uitslapen.
Merel Cremers tekent al van kinds af aan dieren. Door de jaren heen is vooral de setting veranderd van idyllische bostaferelen naar mens-dier relationele sferen. En sinds Merel keramiek heeft ontdekt liggen die tekeningen nu ook op je bord..