“Ik herinner me nog het moment dat ik vaststelde dat ik unpolitisch was geworden”, schreef ik een maand geleden, terugkijkend op mijn jaren in het studentenprotest en de artistieke ondergrondse. Alsof het zo bedoeld was verscheen een dag later een satirisch verhaal over een Burgerlul die wegloopt om zich in het Woeste, Grensverleggende Amsterdam te voegen bij de intelligentsia in de contramine, of de avant-garde, zulk spul.
Het was geschreven door iemand die tien jaar jonger was dan ik. En nog dezelfde week werd het Bungehuis bezet, wat na ontruiming omsloeg in een nog altijd voortdurende ‘re-appropriation’ van het Maagdenhuis. “Ik moet nodig eens repolitiseren”, schreef ik aan een bevriende politiek filosoof. Maar daar was geen tijd voor. Terwijl het protest oversloeg van de studenten naar de docenten, was ik mijn koffers aan het pakken. En nu zit ik in een hypermodern klooster-achtig instituut in een Berlijnse villawijk onderzoek te doen naar onderwijshervormingen van twee eeuwen geleden.
Nog voordat het Bungehuis bezet werd, vroeg iemand me of er op dit moment met de crisis aan de UvA ook sprake was van een revolutie in de geesteswetenschappen. Ik vond dat een rare vraag. Profiel 2016, het ondertussen feitelijk afgedankte bezuinigings-plus-hervormingsplan van letterendecaan Frank van Vree, was meer een kopie van een Angelsaksisch model dan een baanbrekend nieuw idee. Allengs lijken de ontwikkelingen in Amsterdam al meer op een kleine revolutie. Maar het Maagdenhuis is geen Bastille. (De Bastille was trouwens, toen die bestormd werd, grotendeels leeg: er zaten nog twee gekken, een paar valsemunters en een vriend van Marquis de Sade.)
Toonaangevend
Een geschiedenislesje. Na de Franse Revolutie had Frankrijk tien jaar lang feitelijk geen universiteiten. Ze waren nooit officieel afgeschaft, maar dat hoefde niet. Universiteiten bestonden toen nog uit vier faculteiten: een algemeen voorbereidende ‘filosofische’ (de ‘Ph.D.’ ontleent zijn naam aan die faculteit), en daarop volgend een juridische, theologische en medische opleiding. De Nationale Conventie had de kerken onteigend, de oude wetten afgeschaft en nieuwe medische opleidingen opgezet, vaak in de oude universiteitsgebouwen. De universiteit leek op dat moment een reliek uit het verleden; de ‘Loi Daunou’ van 1795 voorzag in plaats daarvan in een netwerk van écoles normales, spéciales en supérieures, met aan de top een Institut National puur voor het onderzoek. In de praktijk bleek dat systeem niet als een systeem te functioneren en mede daarom voerde Napoleon de universiteiten opnieuw in, maar nu als ‘afdelingen’ van één centrale Université Imperiale. Als het Franse onderwijsbestel ondoorgrondelijk lijkt, dan komt dat door deze mix van oud, nieuw en oud in een nieuw jasje.
Het begrip ‘ideologie’ stamt uit die tijd, en had toen nog geen negatieve connotaties. De parlementariër en académicien Destutt de Tracy gebruikte het als term voor een onderwijsprogramma op kentheoretische grondslag. De kern van dat programma was het bestuderen hoe ideeën ontstaan (zeg maar psychologie), tot uitdrukking komen (grammatica), en hoe je onjuiste ideeën traceert en bestrijdt (logica). Geestverwanten breidden het programma uit met ideologische varianten van de geneeskunde, economie, taalkunde, het ‘bestuderen van volkeren’ en de geschiedenis van de filosofie. Een soort sociale wetenschappen in de dop kortom, bedoeld om het onderwijsbestel eens flink van oude ideeën te reinigen. Napoleon stond er op z’n best halfslachtig tegenover; de reactionairen die het na Waterloo voor het zeggen kregen moesten er niks van hebben. Marx heeft uiteindelijk het begrip geherdefinieerd tot ‘vals politiek bewustzijn’.
Hoewel de Nederlanden in die jaren onder Frans gezag vielen, is de erfenis daarvan op wetenschappelijk terrein beperkt gebleven tot de oprichting van de KNAW en het sluiten van de universiteiten van Harderwijk en Franeker. Nog in de jaren 1830 bestempelden zowel Franse als Beierse rapporten het Nederlands hoger onderwijs als ‘achterlijk’, omdat er nog steeds in het Latijn werd gedoceerd. Dat het Nederlandse hoger onderwijs, eerder in de achttiende eeuw nog internationaal toonaangevend, niet is blijven steken in vergane glorie, komt vooral omdat het na Thorbecke is meegelift op het succes van de Duitse universiteiten.
Het Duitse recept kun je in een paar woorden samenvatten: academische vrijheid, eenheid van onderwijs en onderzoek, en Bildung, of te wel zelfontplooiing door kennisverwerving. In feite is dat waar de huidige protestgeneratie nog steeds op teruggrijpt als ze demonstreert tegen verschoolsing en bureaucratisering. Een woordvoerder van Humanities Rally beriep zich op ‘de ideeën van Wilhelm von Humboldt’. Hij wist blijkbaar niet dat Humboldt, die anderhalf jaar (1809/10) als staatssecretaris van onderwijs en cultuur belast was met de vernieuwing van het Pruisische onderwijs en de stichting van de Berlijnse universiteit, daarover destijds alleen een intern memorandum en een ongepubliceerd kladje van vijf pagina’s over ‘die Bildung des Menschen’ heeft geschreven. 25 jaar later heeft Humboldt het concept ‘Bildung’ wel nader uitgewerkt in een taalfilosofische verhandeling, maar daarin staat weer niks over onderwijs en onderzoek.
Autonomie
Als programma heeft Bildung een stuk minder om het lijf dan Idéologie. In feite is het een cocktail van oude humanistische idealen met nieuwe filosofische en romantische ideeën, waarin de vorming van de mens tot autonoom wezen centraal staat. Die filosofische en romantische ideeën waren dan wel weer tamelijk radicaal: Kant en navolgers vonden dat de rede zichzelf en de natuur de wet moest stellen, en de romantici keerden dat om tot een zoektocht naar de peilloze diepten van het zelf en een verzoening van natuur en geest via de Kunst. Maar Bildung is daar de brave versie van: ook de nijvere geschoolde burger kon gebildet zijn en zich een individu voelen zonder daar verdere consequenties aan te verbinden. De Berlijnse universiteit werd ook niet gesticht om een tempel voor de geest op te richten, maar omdat er vervanging nodig was nadat de Fransen Halle hadden ingepikt.
In de praktijk was het meest revolutionaire aan de stichting van de Berlijnse universiteit dat de ‘filosofische’ faculteit officieel werd gelijkgesteld aan de andere, en daarmee ook ‘algemene’ vakken volwaardige opleidingen werden. In het verlengde daarvan werden colleges niet langer louter als dictaat maar in de vorm van ‘seminars’ – een woord dat zowel ‘afdeling’ als ‘werkgroep’ kan betekenen – gegeven. Onbedoeld neveneffect was dat de ‘algemene opvoeding’ zich verplaatste van de universiteit naar de middelbare school, en dat de universiteit naast artsen, juristen en dominees vooral ook leraren en bureaucraten ging opleiden. Het recept werd nagevolgd in andere plaatsen, en had al eerdere antecedenten in Göttingen en Jena, terwijl Napoleon in 1806 de helft van de oude Duitse universiteiten samen met het Heilige Roomse Rijk had opgeruimd. Volgens de negentiende-eeuwse universiteitshistoricus Paulsen ontwikkelde zich zo een informele ‘rijksuniversiteit’, waarbij studenten van de ene universiteit naar de andere trokken.
Wat kunnen de protesterende studenten en docenten hier nu van leren? De vraag is vooral waarom Bildung zoveel succesvoller is geweest dan Idéologie, terwijl het eigenlijk een veel vager en minder grensverleggend idee was, en bovendien het historische momentum op dat moment bepaald meer lag in de wereldstad Parijs dan in het vijf keer zo kleine Berlijn. De cynische verklaring is dat Bildung ook bij conservatieven in de smaak valt. Eerst de mensen hervormen en dan pas – eventueel - de staat, daar lustten Metternich en Bismarck wel pap van. Maar er is ook een inhoudelijker reden: Bildung belooft je een authentieker individu te maken, terwijl Idéologie neerkomt op jezelf conditioneren. En in die zin is Bildung nog steeds een legitiem ideaal. Zorg dat je weet waar je het over hebt en wat er in de wereld voor moois en interessants te vinden is, dat maakt beslist dat je meer zelfstandig kiest en minder ‘gedrag vertoont’.
Bildung heute dus maar?
Een paar kanttekeningen zijn op z’n plaats. Ten eerste verdraagt Bildung, in de vorm van ‘menselijk kapitaal’, zich ook uitstekend met het alom verfoeide ‘neoliberalisme’. En ten tweede verdraagt het zich juist slecht met een massa-universiteit; beter met een kleinschalig university college. Hoe ga je dat oplossen, zonder te tornen aan de toegankelijkheid van het hoger onderwijs? Dat zou mijn vraag zijn aan de Nieuwe Universiteit, Humanities Rally, Science in Transition en Beter Onderwijs Nederland. Vooralsnog heb ik geen bevredigend antwoord gehoord.
Ondertussen loop ik nog steeds rond met het rode lapje stof op mijn jas dat ik bij de demonstratie na de ontruiming van het Bungehuis kreeg opgespeld. Tot nu toe heeft pas één persoon in Berlijn er naar geïnformeerd.