Sara Kee reisde twee jaar over de wereld en schreef er het boek Reis! Alleen de wereld over over. Dit is deel een van een reeks boekfragmenten over reizen; voor de thuisblijvers of voor hen die erop uitgaan. Sara is in Barcelona en wordt belazerd.
‘Laten we afspreken dat we dit nooit aan iemand vertellen,’ zeg ik, terwijl ik mijn tranen verbijt – ik wil hier niet ook nog eens om gaan zitten huilen.
Joost kijkt me wat nietszeggend aan. ‘Oké, als je dat graag wil.’
Ja, ik wil dit vergeten, nooit meer aan denken, gewoon vergeten wat voor een verschrikkelijke sukkel ik ben. Hoewel ik weet dat het maar geld is, kan ik dit op geen enkele manier relativeren. Misschien omdat ik me juist zo goed voelde over dit geld. Onbedoeld was deze vakantie de ultieme budgetvakantie geworden. Joost kwam me oppikken in Portugal, waar ik een week of vier gewerkt had in de keuken van een klein hotel. We zouden samen in een maand terug naar Nederland reizen. We hadden allebei net ons eindexamen gehaald. We konden doen wat we wilden. Dat wil zeggen, tot op zekere hoogte. Ik had namelijk een barrière opgeworpen: ik zou de reis maken van het geld dat ik zelf verdiend had in Portugal. Het was een geheel vrijwillig obstakel. Mijn ouders, die heel tevreden waren over mijn behaalde examen, hadden graag iets bijgedragen en ik had ook nog wel wat spaargeld. Het was principieel. En Joost, een principiële jongen, die onderweg Dostojevski las omdat je dat gelezen moest hebben, deed met me mee.
We bezoeken voornamelijk grote steden, waar het niet gemakkelijk is goedkoop te leven, maar we houden onszelf goed in de hand. Om geld uit te sparen sneaken we naar binnen in musea en springen we over metropoortjes. Elke avond koken we zelf op ons kleine gasbrandertje. Eindeloos zitten we te wachten tot de pasta gaar is. Zowat iedere dag eten we pasta bolognese. Althans, zo noemen wij het optimistisch: de saus bestaat standaard uit tomatenpuree en een groente.
Achteraf heb ik me wel afgevraagd waarom we dat deden; werkelijk elk dubbeltje omkeren. Wat was de lol daarvan? Misschien was het wel een kwestie van afreageren. Je hele jeugd zeur je dat dit niet lust, dat wil hebben, langer op wil blijven en ga zo maar door. Nu onderwierpen wij ons geheel vrijwillig aan een terror-regime. Zonder te klagen, want we deden het zelf. We waren er juist trots op. Ik voelde me zo verschrikkelijk volwassen.
Halverwege onze reis zijn we in Barcelona. We slenteren hele dagen door het centrum en komen langs alle hoogtepunten uit onze reisgids. Zo zien we de Sagrada Família, alleen van buiten natuurlijk, meer past niet in het budget. Maar gelukkig heeft Barcelona ook veel te bieden dat gratis is, zoals een wandeling door Parque Güell en over La Rambla. Op La Rambla slaan we af naar Plaça de Catalunya, waar we op een grote overdekte groente- en fruitmarkt terechtkomen. Voor ongeveer een euro kopen we een tas vol fruit. Verguld met dit koopje en ons goede instinct als koopjesjager lopen we naar buiten. Daar wacht ons een toeristische attractie van een ander soort.
Op een hoek van het plein staat een man achter een campingtafeltje. Wat hij daar doet, gaat schuil achter een groepje toeschouwers. Joost wil even kijken. ‘Ze spelen vast balletje-balletje,’ zeg ik. In onze gids staat dat je daarvoor moet oppassen. Je zou beroofd worden waar je bij staat. ‘Even kijken kan toch geen kwaad?’ We vervelen ons een beetje. En ach, een gewaarschuwd mens telt voor twee. ‘Hou je hand op je portemonnee,’ zeg ik nog tegen Joost en we mengen ons tussen de mensen.
Het spel is simpel. Er zijn drie kleine dopjes en een balletje. De spelleider, een man die er grauw en doorrookt uitziet, verwisselt ze van plek. Het balletje rolt van het ene naar het andere dopje. Het is aan de kijker om, als de man niet meer schuift, aan te wijzen onder welk dopje het balletje ligt. Tot een paar keer toe zet een dikke vrouw vijf euro in. Iedere keer verdubbelt ze haar bedrag. Het gaat tergend gemakkelijk. De man speelt snel, maar niet zorgvuldig, steeds kan ik het balletje zien. De vierde keer twijfelt de vrouw. ‘Dat ze dat niet ziet,’ fluister ik tegen Joost met een vaag handgebaar in de richting van het linker dopje.
De man wendt zich nu tot mij. Hij kijkt me aan, een wenkbrauw sceptisch omhoog: wil ik het soms overnemen? We spreken niet dezelfde taal, maar dat blijkt hier geen enkel probleem. De vrouw heeft al een stap naar achteren gedaan, alle ogen zijn op mij gericht. Om aan ze te ontsnappen overleg ik over mijn schouder met Joost. ‘Ik weet zeker dat ie daar ligt.’ Joost heeft het ook gezien. We zijn allebei helemaal vol van de mogelijkheid zo makkelijk geld te verdienen. Voor ik het weet heb ik een tientje getrokken. Het kleinste biljet dat ik bij me heb. De man wijst het linker dopje aan en maakt een kort knikje met zijn hoofd: die toch? Ik stem toe en hij pakt hem op.
Ik voel me van binnen bevriezen. Er ligt niets. Hoe kan dat? Geruisloos wisselt mijn tientje van hand. Joost en ik, beiden bèta’s, staan perplex van zoveel natuurkundige heiligschennis. We hebben toch zelf gezien dat ie onder dat dopje lag? Geheel ten overvloede tilt de man het middelste dopje op. Daar is het balletje.
Terwijl mijn hart langzaam het kloppen hervat, maant de man ons tot kalmte. We kunnen ons geld nog terug winnen, maar dan moeten we wel goed opletten. Vastberaden stemmen we in, ik pak nog een tientje uit mijn portemonnee. Gespannen volgen we het glijden van de dopjes. Als de man stilhoudt, weet ik absoluut zeker welke het is. Tegelijk wijzen we de middelste aan. Weer trekt de man zijn wenkbrauwen op: zeker weten? Wij zijn onvermurwbaar. Het dopje gaat omhoog. Ongelooflijk. Er ligt niets. Ik kijk vol woede naar de man en zie hoe zijn mondhoeken licht omhoog krullen. De valsaard. Iets klopt hier niet. We worden ertussen genomen, maar we zullen hem krijgen.
Joost komt met een idee. We zullen deze keer beiden onze hand op het dopje leggen, dan kan er niets mis gaan. Klinkt als een waterdicht plan. Helaas heb ik nu alleen nog een biljet van twintig euro – we hebben net gepind, anders had ik nooit veertig euro op zak gehad – maar zo kunnen we wel alles in één keer terugwinnen.
Daar gaan we. Zodra de dopjes stilstaan leggen Joost en ik onze hand erop. De toeschouwers staan aan onze kant en doen mee. Een hele stapel handen verrijst boven de onze. De man wijst nu op Joost: til jij hem maar omhoog. De handen gaan weg en Joost, wiens hand onderop ligt, pakt het dopje. Leeg. Niets. Iedereen kijkt nu naar Joost alsof hij zelf dit onheil over ons afgeroepen heeft. Gelukkig grijpt hij dat moment aan om mij mee trekken en weg te lopen. Ik kijk de man nog een laatste keer in de ogen, hij heeft mijn twintig euro in zijn hand. Ik ontplof bijna van zoveel onrecht.
Aan de andere kant van het plein houdt een vrouw ons staande. Ze heeft ons gezien en waarschuwt dat je nooit kunt winnen bij zo’n spel. Het is een truc. Meteen sluit een man zich aan. Alle omstanders spelen met de spelleider onder een hoedje, weet hij. Het wordt me duidelijk dat iedereen op het plein heeft staan kijken hoe wij ons in de maling hebben laten nemen. Hou je mooie adviezen dan ook maar! Ik ben al bijna van plan boos te worden op deze bemoeiallen, als Joost me weer verder trekt. De drukte door. Bij elke mogelijkheid slaan we de hoek om. Zonder te kijken waar we heen gaan, proberen we afstand te nemen van wat er net gebeurd is. Fysieke afstand, in mijn hoofd sta ik nog steeds daar. Alles passeert opnieuw. Dingen die ik had kunnen zeggen, manieren waarop ik had moeten reageren. Het moment dat we hadden kunnen doorlopen. Het moment dat het balletje niet lag waar ik het aanwees. Mijn woede smelt met elke stap die we nemen. Er komt schaamte voor in de plaats. Ik schaam me kapot voor mijn eigenwijze, hebberige, naïeve gedrag.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------
Sara Kee (1984) is schrijfster en filosofe. Ze schreef voor De Groene Amsterdammer, maakte de documentaire Wavumba - zij die naar vis ruiken en reisde de hele wereld over. Haar eerste bundel reisverhalen verscheen onder de titel Reis! Alleen de wereld over bij uitgeverij Nijgh & van Ditmar (2012).