Voorzichtig begin je te twijfelen aan je beslissing in één keer de boodschappen voor de hele week te doen. Natuurlijk, nu heb je morgen wel alle tijd om Koffietijd te kijken, maar eigenlijk heb je nu al geen handen meer vrij om ook nog de bitterkoekjesvla mee te zeulen die je net vergeten bent te kopen.
Troosteloze buurt ook. Binnen leek het nog zo’n goed plan, een frisse neus halen. Maar buiten klinkt binnen altijd beter. Zeker met deze kou. Gelukkig schijnt in ieder geval de zon weer.
Door de lijnen op het trottoir word je er voortdurend aan herinnerd hoeveel meter je hebt afgelegd – wat loop je eigenlijk langzaam. Zou je man al klaar zijn met werken?
Vreemd eigenlijk, je schaduw loopt precies evenwijdig aan die strepen, je hoeft haar alleen maar te volgen om vooruit te komen. Maar je haalt haar nooit in, dat is ook mysterieus. Leuke ontdekking om thuis te vertellen. Je hebt ook van die dagen dat je schaduw voortdurend achter je blijft. Of als je fietst, voorbij alle lantaarnpalen, dan verplaatst ze zich, gaat ze soms sneller dan jij en soms langzamer. Raadselachtig. Wat een dag.
Op blijven letten dat je niet op de witte strepen stapt. Dat is verboden.
Plotseling word je overvallen door een paar woorden. Ploem ploem, zo gaan de gitaren; ploem ploem jenka. Roem roem roem, zo gaat de trom, en mijn hart dat gaat van je rom bom bom. Onbegrijpelijk dat dat nummer toen het songfestival niet heeft gewonnen.
Misschien nog even langs de platenzaak. Zo zwaar zijn je boodschappen eigenlijk ook weer niet.
--
Een tekst van Wouter Pierrot bij een foto van Lucas Hardonk.