"Alleen anoniem", sprak de redactie met één mond toen het verzoek kwam een gênante smerige bekentenis te schrijven. Zo geschiedde.
Tijdens de koffiepauze delen we vieze verhalen. Ik vertelde over het studentenhuis, die keer dat we ontwaakten na een feest en er op de vloer een drol lag. Het solide bewijs dat iemand van ons even de weg kwijt was, lag zwijgzaam te glanzen in de keuken. We keken elkaar aan, wachtend tot iemand een emmer of zoiets ter hand zou nemen, hoe begin je eraan. Hij bleef een etmaal liggen, waarna ik hem, met de nacht als dekmantel, deed verdwijnen.
En over die keer dat ik in de douche stond en diarree had. De spatten reikten verbazingwekkend hoog op de tegels: een video still van een feestelijke fontein. Het rooster van de afvoer was te fijn voor de brokkige structuur. Ik hielp de smurrie erdoorheen met mijn tenen.
Een paar jaar geleden, op vakantie, toen ik geconstipeerd was en uit wanhoop de zaak op gang trok met mijn wijsvinger. In de badkamer van het hotel waste ik mijn handen uitvoerig, twee, drie, vier keer na elkaar, maar de geur bleef hangen, als een walmend aureool. Veel sigaretten roken hielp een beetje.
Of die bewolkte middag, toen ik alleen thuis was en uit het raam stond te kijken. En eens wilde weten hoe het ook alweer voelde om in mijn broek te plassen. Eerst warm, dan kil. En dat natte jeansstof zich vastzuigt, waardoor ik moest gaan liggen om mijn broek uit te wurmen.
Zulke dingen gebeuren, zeg je. Misschien maar één keer in je leven, je was ziek of jong of dronken. Zelf had je ooit eens in je bed gekotst uit zattigheid, haha. Maar die tijd is voorbij, en de pauze is trouwens om. Ik knik. Zo is het, zo is het maar net.
Wanneer wij aan het werk zijn - jij zit tegenover me te tikken - stop ik snel een neuskeutel in mijn mond. Niet veel later wring ik onder ons bureau een hand in mijn broek, om me met een eenvingerige haal van een acute, woeste jeuk te bevrijden. Wist je dat ik steeds een paar dagen langer wacht dan nodig is om mijn oren schoon te maken? Dan kan ik meer prut oogsten. Bij de aanblik van een rijpe puist springt mijn hart op.
Soms, als ik niet kan slapen, tel ik de ribbels van mijn sluitspier.
Meestal raak ik de tel kwijt.