Anna schrijft elke maand aan de hand van een oproep in de Albert Heijn een kort verhaal. Doe je mee? Mail haar een duidelijke foto van een bijzondere oproep en wie weet verwerkt zij hem in een van haar verhalen.
Van alle dingen in zijn huis, zag ik zijn verdriet als laatste. Alles is knullig bij Marco thuis. De planken zakken door van boeken die hem ooit cadeau zijn gedaan, dat hoop ik althans, want ik heb liever een man die niet leest dan eentje die zich door foute thrillers en biografieën van willekeurige idioten ploegt. Bij de wc kun je je hoofd stoten aan de rol wc-papier en op de tv staat een schaaltje potpourri met een dikke laag stof erop, waaronder ik zwartgeblakerde schijfjes sinaasappel ontwaarde. Heel decoratief. Ik nam me voor om die om te kieperen, binnenkort.
Als vervolg op een reeks dates wilde hij voor me koken. Het waren mijn eerste dates sinds lange tijd, ik weet niet meer hoe dat vroeger ging, ik herinner me het niet eens. Ik zou willen zeggen: vanzelf. Vroeger ging het vanzelf, nu niet. Ik had weinig te verliezen, zei zijn profiel. Hij rookte niet, hij was niet kaal en hij woonde in de buurt. Voor de eerste date had ik mijn haren geföhnd en dat speet me. Zo gauw ik het café binnen liep, voelde ik de medelijdende blikken van de stamgasten en de jonge mensen die hier veel beter op hun plek waren. Nieuwsgierigheid en leedvermaak, kijk die mevrouw eens de bloemetjes buiten zetten met haar opgedofte kapsel.
Marco kookte alsof hij zijn keuken niet goed kende: ik hoorde de kastjes steeds opnieuw open en weer dicht gaan en zijn pannen blonken van nieuwigheid. Hij hanteerde hen voorzichtig, alsof hij de bonnetjes had bewaard voor als het koken niet beviel. Ik hoop maar dat hij ze wel eerst had gewassen. Waarschijnlijk zat ook zijn vuilnisbak vol met Albert Heijn stoommaaltijden. Misschien hadden we wel dezelfde lievelings, runderreepjes in teriyakisaus, maar voor dat soort ontdekkingen was het nog te vroeg. Nu hielden we elkaar voor dat we te goed waren voor dat soort dingen.
Dus deed hij alsof hij iets van wijn wist, omdat hij het ooit had geproefd ergens in Frankrijk of misschien in Spanje. Hij rook eraan, iedere keer als hij zich een glas had ingeschonken, en dan moest hij zijn hoesten inhouden en kuchend knikte hij dat het oké was. Alsof de wijn tijdens de maaltijd plotsklaps in azijn of vergif zou veranderen, ik hief mijn glas als hij het deed en hoopte dat hij deze gewoonte zou afleren voor ik 'm aan mijn vrienden kon voorstellen. Ook van het servetten vouwen had hij een hele show gemaakt. Knullig is niet het goede woord, misschien is aandoenlijk beter. Hij had zijn best gedaan. Net als ik. Ik had mezelf uren eerder naakt voor de spiegel gezet en van onder naar boven en boven naar onder ingesmeerd met iets dat snel zou intrekken maar toch plakte. Daarna had ik mijn badpak aangedaan en mijn ladyshave gepakt, precies zoals ik doe als ik naar het strand ga, niks meer of minder eraf, precies de bikinilijn, geen gekkigheid.
Na het eten, Marco had zo veel wijn op dat hij zijn vinologie-veinzerij had opgegeven, zaten we op de bank. Net genoeg afstand tussen ons. Er zou iemand tussen kunnen plaatsnemen om de spanning weg te snijden en de stiltes te vullen. Omdat de meeste onderwerpen al waren gepasseerd maakten we een rondje langs al die aandoenlijke objecten in zijn huis. Ik wees naar foto’s (zijn moeder, een hond die dood was, zijn vader met z’n nieuwe vrouw), zelfs naar cd’s (veel dertien in dozijn verzamelingen en een paar oude rockalbums van toen hij nog een ringetje in zijn oor had) en hij vertelde. De boeken had hij niet gelezen, gaf hij toe, maar hij las wel veel op het internet. Daar had hij ook mijn profiel gevonden, zei hij en hij lachte. Het moest vriendelijk klinken, maar zijn lach was te hard, te schel. Ik schrok ervan en om me te bedaren legde hij zijn hand zachtjes op mijn schouder. Het voelde fijn, hij kneep even en liet pas los toen hij zijn wijnglas van de salontafel wilde pakken. Na een grote slok deed hij een hoofdknikje naar de deur die richting hal en trap leidt. “Zal ik je de rest van mijn huis laten zien?” Hier was ik op voorbereid.
Natuurlijk was ik verlegen, maar ik durfde wel. Ik had hier over nagedacht. We hadden al gekust, dit was een logische stap. Het ging niet meer vanzelf, zoals vroeger, het zou zeker niet meer vanzelf gaan, maar we moesten het maar proberen. Langzaam, rustig, stond ik op van de bank. Ik zag dat hij ook zenuwachtig was. Er parelde wat zweet op zijn voorhoofd en voor het eerst zag ik hoeveel rimpels de tijd daar had ingekerfd. Als een oud schoolschrift, die lijntjes onder elkaar, en zijn zweet als letters, of muzieknoten op een notenbalk. Even duizelde het me, maar hij pakte mijn hand en kuste mijn wang. Ik geloof dat ik hem toen een knipoog gaf.
Na wat kamers waarvan ik de omschrijving en functie weer ben vergeten (studeerkamer? rommelkamer? hobbykamer?) opende hij, als laatste, zoals ik had verwacht, de deur naar zijn slaapkamer. Het rook naar gewassen beddengoed en naast het bed had hij kaarsjes gezet. “Zal ik ze aansteken?” vroeg hij. Het was heel liefdevol allemaal. Tot ik naast zijn bed, op een van de nachtkastjes dat grauwe bruin-groene gevaarte zag, een glimmend beeld, dat nog met meeste weg had van een vrouwromp met een rugzak op haar hoofd, heel raar. Hij zag dat ik ernaar keek, dus ik moest er wel iets van zeggen. “Wat is het?” bleek de eenvoudigste en enige vraag die bij me opkwam. “Mijn verdriet met een stralenkrans”, zei Marco. Het zullen de zenuwen zijn geweest, of de wijn, maar nadat ik hem goed had bekeken om te zien of hij het meende, hij meende het, voelde ik eerst mijn mondhoeken omhoog krullen, wat natuurlijk écht niet kon. En daarna, daarna, ben ik uitgebarsten in een lach die zo hevig en pijnlijk was dat ik op het tapijt moest gaan zitten. Ik hapte naar adem en zei steeds “sorry”, maar het lachen ging niet over. Marco was op bed gaan zitten en had handen om zijn gezicht gevouwen, zijn schouders schokten en in mijn lachbui bedacht ik me dat ik nu echt niet meer naar huis kon rijden en dat ik eigenlijk sowieso naar buiten moest om de meter te betalen, als ik nog geen bon had. Pas toen ik door mijn tranen Marco goed kon bekijken, zag ik dat ook hij lachte, geluidloos, betraand, zijn hoofd schuddend. Op handen en knieën ben ik naar hem toe gekropen, ik heb zijn beide handen beetgepakt en gevraagd: “Is het verwerkt?” “Ik geloof van wel” zei hij, en hij trok me op bed.