Oh, die vreselijke types, ik hoor het ze al zeggen. “Nee, ik vind het gewoon lekkerder.” “Echt waar, je moet gewoon even wennen en dan kan je niet meer terug!” Oftewel, de Paradontaxfanaat. Ze zijn overal onder ons te vinden, van je beste vriend tot je bakker. Mijn huisgenote is er bijvoorbeeld zo één. Vannacht pakte ik per ongeluk de desbetreffende tube smeerbare gruwel: in het donker stak ik in alle onschuld de bevuilde tandenborstel tussen het gebit en begon enthousiast te schobben. Het was alsof iemand me een glas wodka gaf terwijl ik water verwachtte. Het resultaat? Een bijna fatale proestbui uiteraard.
Mensen die met Paradontax poetsen hebben het duidelijk niet begrepen. Gehersenspoeld door het no pain no gain mantra denken ze dat smerige tandpasta wel beter voor je moét zijn. Waarom smaakt het anders zo goor? Wat mij betreft zou echter het simpele toevoegen van een snufje pepermunt geen overbodige luxe zijn.
Voor mij is er maar één tandpasta. Pasta. Wie gel gebruikt speelt vals. Afijn, de echte tandpasta is driekleurig: rood, wit en blauw. Lekker nationalistisch kun je het zo op je borstel uitknijpen, de helft wegspoelen zoals we om de één of andere reden altijd schijnen te moeten doen, en het resultaat is altoos een frisse, blinkende rij pareltjes in je smoel. Klaar voor de menselijke interactie kun je zo op de fiets of in je bed stappen.
Onlangs was ik ergens uit logeren. Mijn gastheer vroeg zich ‘s ochtends loom en met toegeknepen ogen - de slaapkreukels stonden nog in zijn wangen - af hoe die streepjes toch altijd zo perfect uit de tube komen. Verbouwereerd staakte ik het boenen. In al die jaren was deze vraag nimmer in mij te boven gekomen. Hoe was dit mogelijk, waarom kwam ik niet op deze briljante levenskwestie? Ik kon maar één oplossing bedenken. Er moest een tube worden opengeknipt. En wat bleek? Wit! Wit! Wit! Het moge duidelijk zijn. Streepjestandpasta is een regelrecht wonder van God. En nou jullie weer, met je Paradontax.