Wie van mijn generatie een goede opvoeding heeft genoten is te herkennen aan een zieke geest. Dit is toe te schrijven aan het Villa Achterwerk-programma Rembo & Rembo. Als ik een beetje in de put zit hoef ik maar te denken aan legendarische personages als de Gluurbuur, de Magdats, de oplichter in de duinen, de föhnverkoper, de agent in de rolstoel, of het heertje dat in zijn zondagse pak door een drol glijdt, en ik ben er weer helemaal bovenop. Wie het programma met nooit meer dan een half oog heeft gezien, zal de onweerstaanbaarheid van deze poep-en-pies-flauwigheid nauwelijks begrijpen, maar de ware liefhebber weet dat onder de oppervlakte een absurdistisch levensgevoel schuilging dat akelig veel op goddelijke verlossing leek.
Toen het programma in 1995 na acht jaar stopte maakte de ene Rembo, Theo Wesselo, nog een spin-off als Tampie Magdat (in het briljante interviewprogramma Ohjajoh) en bleef hij de stem inspreken van dat andere zieke zondagmorgenicoon, Purno de Purno. Maar uiteindelijk keerde hij de camera de rug toe om zich toe te leggen op zijn band Hausmacher.
De andere Rembo, Maxim Hartman, verdween nooit helemaal van de buis. Hij bleef verantwoordelijk voor knotsgekke kindertelevisie. Programma’s waar je ook voor opstond als je de doelgroep allang ontgroeid was, zoals Lekker dansen, Kinderbevrijdingsfront en Ja hoor!. Daarnaast maakte hij met de Nederlandse Humorstichting zeer vage nachttelevisie voor Net5. Nu is hij terug bij de VPRO met een show die de volwassen kijker moet ontregelen. In Omroep Maxim zendt hij elke maandag met zijn fictieve omroep uit.
Vanzelfsprekend zag ik enorm uit naar de nieuwe creatie van mijn jeugdheld, maar ik betrapte mezelf ook op enige scepsis. Omroep Maxim werd gepresenteerd als een nieuw soort televisie, ‘reality-humor’ en ‘geheel BN-er vrij’. In interviews die Maxim gaf om zijn ‘omroep’ te promoten leek kritiek op Hilversum de belangrijkste drijfveer. Op mij kwam deze boosheid over als slechts een manier om de aandacht te trekken, want ik herkende er Hartman’s humor -waar ik inmiddels zo mee vertrouwd ben dat het een deel van mezelf is geworden- niet in. Die humor is niet zozeer een reactie op iets, maar lijkt eerder (zoals alle grote kunsten) uit de rijkdom van Het Niks te komen. Uiteindelijk zijn de gedeeltes van Omroep Maxim waarin hij het televisie maken expliciet becommentarieert dan ook veruit het minst grappig.
Maar het lijkt wel alsof Omroep Maxim per aflevering aan humoristische kracht wint, doordat het zogenaamde concept van ‘televisie over televisiemaken’ losgelaten wordt en Maxim gewoon doet waar hij altijd goed in is geweest: het maken van onnavolgbaar gortdroge humor. Dat die humor ditmaal niet in bedachte sketches zit, maar in de confrontatie met ‘echte mensen’ doet er eigenlijk niet eens zo veel toe.
Zo stelt hij aan de eigenaar van een kofferwinkel de vraag of het klopt dat mensen steeds meer op hun koffer gaan lijken. Van een verzamelaar van hertengeweien wil hij weten of deze zelf ook het liefst met een gewei op zijn hoofd geboren was. Het zijn vragen die schijnbaar nergens op slaan, maar juist in hun absurditeit ontwapenen. De inzet is niet om mensen belachelijk te maken, al kan de ene geïnterviewde met zichtbaar meer gemak op de situatie reageren dan de andere. Als je onderdeel bent geworden van Maxim’s universum word je geconfronteerd met invalshoeken, fascinaties en ergernissen, waardoor je de wereld en jezelf met andere ogen (kinderogen?) moet bekijken. Hoe vager het programma hiermee wordt, des te grappiger én bijzonderder het is.
Als ik Maxim Hartman zie krijg ik een zondagochtendgevoel en dát is waarom ik kijk, een zondagochtendgevoel op de maandagavond. Vergeet alle schijn van conceptualiteit eromheen, de enige wijze waarop Omroep Maxim vernieuwende televisie biedt is door Maxim zelf. De manier waarop deze man de dingen bekijkt is meer dan televisiekritiek ooit zou kunnen bieden.
Hier kun je ze terugkijken.