1989. Het IJzeren Gordijn gaat langzaam open en het Oosten en Westen komen dichter bij elkaar. Een tijdperk loopt op zijn eind. VPRO programmamaker Wim Kayzer maakt een pijnlijk en prachtig document van de twintigste eeuw door vier schrijvers te interviewen. Drie zijn er getekend door de oorlog, allemaal zijn ze gevormd door het communisme. De Colombiaanse Gabriel Garcia Marquez versloeg als journalist de revolutie in Cuba en raakte later bevriend met Castro. De Spaanse Jorge Semprun was lid van de Spaanse communistische partij en kwam er in de Tweede Wereldoorlog voor in concentratiekamp Buchenwald terecht. George Steiner is geboren in Oostenrijk, een kind van Joodse ouders. De familie vluchtte op tijd naar Frankrijk en daarna naar Engeland, op aanraden van een SS-er die bevriend was met zijn vader. Na de oorlog was hij de enige van zijn jeugdvrienden die nog in leven was. De Hongaar György Konrád en zijn zusje waren de enige Joodse kinderen uit hun dorp die de oorlog overleefden. Hij ging daarna in Boedapest wonen, nam in 1956 deel aan de opstand tegen de communistische regering, werd jarenlang door de communistische partij getreiterd en zat zelfs even in de gevangenis.
Ik zag de documentairereeks Nauwgezet en Wanhopig, die uitkwam rond het moment waarop ik mijn veters leerde strikken, pasgeleden op dvd. Het heeft vier delen: ‘De kinderen van Kafka en Freud’, ‘Niets is zo leerzaam als de ervaring dat ze je naar het leven staan’, ‘Het glas is gebroken, maar je kunt er nog uit drinken’ en ‘Mensen maken geschiedenis, maar ze weten niet welke’. Wim Kayzer laat de vier heren door elkaar hun levensverhaal vertellen, met als begin de allereerste zintuiglijke ervaringen en daarna de oorlog en het communisme. Welke lessen kunnen mensen trekken die vijftig jaar lang na hebben gedacht over geweld, onderdrukking en de menselijke natuur? Het antwoord is niet eenduidig, maar er zijn parallellen te vinden in de vier gesprekken. De ondervraagden hebben niet de ogen gesloten voor de ellende op de wereld, maar ze hebben de hoop ook niet verloren. Semprun bijvoorbeeld was overtuigd socialist, maar nam in 1964 openlijk afstand van de Spaanse communistische partij omdat hij niet meer in het Stalinisme geloofde. Hij bezwoer zich afzijdig te houden van de politiek. Wanneer hij tijdens het gesprek met Kayzer gebeld wordt door de socialistische partij met het verzoek om minister van Cultuur te worden, zegt hij echter ja en verschijnt met glinsterende ogen weer voor de camera. Nu kan hij eindelijk echt iets moois bewerkstelligen.
De verhalen zijn opmerkelijk, confronterend en ontroerend. Kayzer is zelf nauwelijks aan het woord, maar aarzelt niet om door te vragen tot hij zo dicht mogelijk bij de kern is. Marquez beeindigt het interview voortijdig en zegt nooit meer voor de televisie te willen verschijnen. Hij is leeg. Kayzer kan nog dieper graven, maar hij zal niets vinden.