De meeste culinaire tijdschriften zuigen kont. Ik schreef er al eens een bozig stukje over, dus zal ik jullie verder niet lastigvallen met mijn grieven over lifestylegetrut en advertorials van Blue Band Goede Start en bevroren spinazieblokjes. Makkelijk boegeroep vanaf de zijlijn, zei iemand me. Goed eetschrijven valt niet mee – eten is nu eenmaal een kwestie van consumeren, recepten moet je ergens vandaan halen en spulletjes moeten in huis worden gehaald, dus waar moeten we het anders over hebben dan over nog meer vergeten groenten, het laatste serviesgoed en de kekste stoofpan? Hoe Moet Het Dan Wel?
Zo moet het dan wel, bitches. Het Amerikaanse tijdschrift Lucky Peach herbergt het allerbeste, het dapperste, slimste, grappigste dat ik ooit op culinair gebied heb gelezen. Begin deze week verscheen de derde editie van de 180 pagina’s dikke ‘quarterly on food and writing’, die wordt uitgegeven door McSweeney’s (de uitgeverij van Dave Eggers) en is opgestart door David Chang. Chang (34) is een chefkok en tevens de koning van Cool. Vanuit een piepkleine noodle-shop in New York bracht hij in de afgelopen paar jaar een soort culinaire punkbeweging op gang met een volledig compromisloze manier van koken - een soort hoogkwalitatieve uberfusion, stoer en niet duur. Chang is een culinair wonderkind, een geobsedeerd, anti-autoritair type met een pottymouth. Zijn Momofuku (vertaling: geluksperzik) -imperium bestond voor Lucky Peach al uit vijf succesvolle restaurants, een boek en een cameo in de HBO-serie Treme.
Het tijdschrift ziet er waanzinnig uit, met confronterende en originele illustraties en foto’s (zoals een reportage over hoe je een vis doodmaakt), strips en een stickervel, jawel. Chang ritselde de absolute crème de la crème om mee te werken aan de producties : culinaire goden als Ferran Adrià en Juan Mari Arzak, eetschrijvers van wereldformaat als Anthony Bourdain, Harold McGee en Ruth Reichl. Ondanks al dat hoog bezoek blijft het blad een prettig anarchistische sfeer ademen, zowel door de vormgeving als door de prettig no-nonsense-achtige manier van schrijven. Het gaat daarbij zowel over het bewaren van Kentucky Fried Chicken in de koelkast als over hele dure restaurants, er is wat lekker masculien gebrul over vlees, een uitgebreide verhandeling over miso, een filosofisch essay, smaaktestjes, korte verhalen. Het tijdschrift combineert nonchalant het nuttige met het nutteloze en het aangename met het onaangename. Het openingsartikel is een whopping 25 pagina’s tekst met een reis- en eetverslag in Kyoto, Kentucky en Kopenhagen, jaloersmakend goed geschreven door Peter Meehan.
Lucky Peach is ordinair, elitair, humoristisch en geeky tegelijk – een beetje alsof The New Yorker en de Allerhande een eitje met spek bakken terwijl Zappa uit de speakers schalt. Oh ja, want er staan natuurlijk ook nog recepten in. En advertenties. Zes. Op 180 pagina’s. Compromisloos, genadeloos en onbevreesd – Halleluja, Het Kan Wel. Lucky Peach is precies wat we nodig hebben.