Samen met zes op de tien Nederlanders en zeven op de tien Belgen heb ik een zichtafwijking. Lenzen en laseroperaties zorgen ervoor dat die meerderheid niet erg zichtbaar is.
Zelf draag ik een bril. Ik krijg weleens de indruk permanent achter een loket te zitten of altijd door een zwevend raam te kijken. De glazen dampen aan bij regenweer of wanneer ik erg zenuwachtig ben – lees: op sollicitatiegesprekken en eerste afspraakjes – zodat ik heel even opgesloten lijk in een hammam. In een miezerbui op de fiets ben ik binnen tien seconden een blind object in beweging. Tijdens het kussen dreigen brilmonturen klungelig tegen elkaar aan te tikken en als ik iets te vettige dagcrème smeer, glijdt mijn bril om de haverklap van mijn neusbrug. Toch hou ik erg veel van mijn bril. Ik kan hem namelijk overal en op elk moment weer afzetten.
Dat het menselijk oog zich onder selectiedruk heeft ontwikkeld tot complex orgaan is een klein wonder. Dat de parameters ook anders hadden kunnen uitdraaien is zeker. Spinnen kunnen hoogstens wat bewegende vlekken waarnemen, geiten dekken in één oogopslag bijna 360 graden en adelaars spotten een konijn van een afstand van meer dan drie kilometer. Als mens zijn we bedeeld met een paar ogen waarmee we in het schemerdonker al gauw verloren zijn. Eerlijk is de natuur nooit, bewust evenmin. Dat het nuttig is om af en toe je bril af te zetten en je over te geven aan de gebreken van je zichtvermogen, lijkt alleszins een goed bewaard geheim.
Als ik thuiskom na een lange werkdag, gaat mijn bril sowieso af. Meteen vervliegen de stofplukken in de hoeken van de kamer. De kruimels onder de keukentafel verdwijnen en de kalklaag in bad is onbestaand. Samen met de lelijke gordijnen van de overburen vervaagt ook de hele wirwar van achtergevels en tegeltuinen uit het zicht. Als ik dan in de spiegel kijk, is er niets meer te zien van mijn beginnende rimpels en lijken mijn poriën glad als koekjesdeeg. Gelukkig en ietwat blind kan ik aan de avond beginnen.
Uitgaan zonder bril is helemaal feest. Aan het begin van de avond sta ik net als iedereen met een drankje in mijn hand en probeer ik een interessante microconversatie te voeren boven de muziek uit. Maar zodra ik een goed nummer hoor, gaat mijn bril in zijn doosje, worden de omstanders en hun keurende blikken niets dan vlekken en lanceer ik me op de lege dansvloer. Ik hou mezelf graag voor dat ik zo vele avonden verrassend snel op gang heb geslingerd.
Mijn tip is erg eenvoudig. Mensen met een bril zouden die wat vaker moeten uitlenen aan mensen zonder bril. Samen met visuele vervuiling, overprikkeling en het dwangmatig taxeren van ieders verschijning, zou de hang naar perfectie wegvallen. Wat afgelijnd is wordt wazig, wat zeker is vervliegt. Open armen, blind vertrouwen. De wereld als voorstelling omhelzen. Iedereen gelijk gebrekkig. Gedeelde verbeelding. Blind maakt liefde.