Tierend en vloekend fietste ik weg, na mijn ‘sollicitatiegesprek’ bij een niet nader te noemen lokaal Amsterdams radiostation. Het bleek om een vrijwilligersfunctie te gaan, maar dat hadden ze er van tevoren even niet bij gezegd. Omdat ik bijna ontplofte van frustratie en wist dat ik een ieder die mij maar enigszins gerust zou proberen te stellen in de plomp zou willen gooien, wist ik wat mij te doen stond: een kinderfilm gaan zien.
In de wereld van jeugdcinema is alles simpel, overzichtelijk en behoorlijk rechtvaardig. Ieder personage krijgt wat hem of haar toekomt: ben je slecht, dan beland je in die plomp, ben je –in essentie- goed, dan zul je alle obstakels en ellende die je tegenkomt overwinnen en rijkelijk beloond worden. Stereotypes zijn heerlijk uitvergroot en (onintelligente) volwassenen worden a la Annie MG Schmidt te kakken gezet. De helden van de film, de kinderen, beleven onwaarschijnlijke avonturen waar je als kijker wonderbaarlijk makkelijk in meegaat.
Natuurlijk, in meer genuanceerde tijden zou je je kunnen storen aan zoveel dik opgelegde symboliek, zoetsappige plotlijnen en tranen-trekkerij, maar in tijden van nood is er weinig troostrijker dan een kinderfilm. Gekalmeerd en opgewekt keerde ik die dag na Dolfje Weerwolfje huiswaarts, en schreef ik een aardig en weloverwogen briefje naar het radiostation dat mijn budget het helaas niet toeliet om voor hen aan het werk te gaan.
Nog wat kijktips: toen mijn geliefde vorige week een relatiepauze inlaste heb ik alle afleveringen van de kinderserie Dunya & Desie achter elkaar gekeken. Hielp ook (een beetje). Het Zakmes en Mijn vader woont in Rio behoren inmiddels tot ons cultureel erfgoed, en terecht, maar ook de meer recente film De sterkste man van Nederland (2011) is een vermelding waard. Andere favorieten zijn de Duitse film Hier Kommt Lola (2010) en het in Zweden gemaakte Tusen Gånger Starkare (2010).