Johnny van Doorn (12 november 1944 – 26 januari 1991) is een man die het verdient om kort en krachtig onder de aandacht te worden gebracht. Hij was prozaschrijver, dichter, klankdichter en performer. Op zijn tiende stond hij op de keukentafel mitrailleursalvo's te imiteren, op zijn veertiende klom hij op stellingkasten in de V&D in Arnhem om daar hetzelfde te doen, op zijn zeventiende raakte hij orerend in extase op het Leidseplein. In 1966 brak hij door op een door Simon Vinkenoog georganiseerde dichtavond in Carré. Hij sliep op matrassen op zolderkamers, leefde als een nomade, trouwde en bleef de rest van zijn leven op een flatje in Amsterdam-Noord wonen. Hij is te vroeg gestorven.
Voor zover ‘authentiek’ een woord is dat gebruikt mag worden om kunst te omschrijven: Johnny van Doorn was volstrekt authentiek en daarbij meesterlijk in het bespelen van zijn publiek. Op het podium raakte hij buiten zinnen, in zijn proza blijkt hij nuchter, droog, zuinig met taal, en balanceert hij tussen cynisme en een liefde voor het leven en voor mensen.
Zijn bekendste gedicht:
Komtocheensklaarklootzak
Mijn kamer verhuurd
Voor een uur of 2
Aan enkele verstok-
Te voyeurs:
Een gat in de
Vloer geeft een
Luxueus uitzicht
Op het onderliggend
Temeiersbed &
Bij iedere seance
Kreunt mijn
Krolse kat
Luidruchtig mee &
Via een snelle
Knopindruk golft
De (van een bedrijft-
Tape afkomstige)
Mededeling-Kom
Toch Eens
Klaar Klootzak-
Door het met
Rococomeubelen
Ingerichte
Naaivertrek &
Tot zieleheil
Van mijn somber
Herfstig wezen
Herstel ik het
Schiet- en avondgebed
In ere &
Iedere nacht
(Tussen haar billen
Ingevouwen)
Spreek ik tot de Goede God
Hier kun je het Marathoninterview met Johnny van Doorn vinden.
Lees zijn boeken, ze zullen je goed doen.