Ik ben een rasechte calvinistische vegetariër. Ik drink elke ochtend een groene groentensmoothie, weiger soep in zak te eten omdat er zout in zit, en als ik, God verhoede, over een paar jaar kinderen heb zal ik ongetwijfeld op toekomstpinterest recepten uitwisselen voor linksdraaiende babyprak met vergeten groenten.
Wonen in het buitenland legitimeert echter excursies naar plekken waar je anders niet snel zou komen. Vandaag bezoek ik het Quickrestaurant naast mijn huis. Onder het mom van integratie, lege kasten en honger ga ik op pad.
Om het gebouw hangt de typische geur van onbestemde frituur met vochtig karton. Naast de ingang bevindt zich een in primaire kleurvlakken geschilderde dichte spiraalglijbaan. Boven aan het trapje staat een schreeuwjongetje in joggingpak zijn zusje te molesteren. Ik vraag me af of hij ooit de andere kant van de glijbaan zal bereiken zonder interventie van de brandweer en een emmer groene zeep. Mijn gedachten dwalen af naar een cholesterolanimatie van de Becelreclame.
De entree laat ruimte voor verdere bezinning.
"’s Avonds openen de deuren met tien seconden vertraging." staat er op een briefje in comic sans dat op de schuifdeur is geplakt.
"Er is geen geld in de kluis." Het woordje ‘geen’ is gemarkeerd met roze.
Terwijl ik tien seconden wacht klinkt er vanuit de glijbaan een geluid dat me herinnert aan een opgezogen bol sokken die vast kwam te zitten in de stofzuigerslang vorige week. Dankbaar stap ik over de drempel.
Binnen zitten aan plastic tafeltjes moeders en kinderen die zich in verschillende stadia van suikermanie bevinden. De rij bestaat vooral uit mannen met rode ogen die zich hebben gefocust op een specifiek punt boven de balie en knarsen met hun tanden als het nageslacht buikwaarts voorbij komt geschoven.
Ik kan mijn ogen niet focussen, ze worden gestuurd langs fel verlichte hamburgermenu’s, de milkshake van de maand, kindermenu’s met monstertrucks en Barbiespeeltjes als bonus, met ten slotte als rustpunt een flatscreen waarop een zingende hamburger in een Tirools berglandschap jongleert met gefrituurde kaasballetjes, echte emmentaler voor 3 euro per twaalf stuks. Als ik me naar het raam draai zie ik buiten een man en een vrouw die elk hard aan twee spartelende Nikes staan te trekken die uit de onderkant van de glijbaan steken.
Ondertussen heeft de buikschuiver zich als een octopus om mijn benen geslingerd. Net op het moment dat hij lijkt te gaan toehappen ben ik aan de beurt. Het kind gilt van ergernis wanneer ik een stap naar voren doe en aan zijn greep ontsnap. Op het voorhoofd van zijn excuses mompelende vader pulseert een ader.
Ik bestel een Giant Delicious menu. Het meisje achter de kassa lijkt er niet van onder de indruk. ‘En wat voor saus?’ Paniekerig speur ik de borden af, op zulke vragen had ik me niet voorbereid. Naast Mexican super hot sauce en Chilling chili-extreme, vind ik gelukkig mayonaise. Ook mijn drinken word ik zelfstandig geacht uit te kiezen. Mijn ogen schieten meteen naar de fel verlichte milkshake van de maand, “De kastanje happyshake graag?’ Een literbeker wordt onder een zwart kraantje gevuld met een stroperige beige vloeistof. God laten er geen stukjes in zitten. De Giant Delicious wordt via een rekje schuin naar beneden gesjoeld in een privébakje met deksel. Samen met de shake, frietjes en een verontrustende kleurplaat van een ketchupfles met een monobrow wordt hij in een grote bruine zak gestopt.
Voor de deur wacht ik weer tien seconden. De glijbaan is inmiddels verlaten, naast de opening liggen twee verfrommelde sokken.
Met de zak tegen mijn lijf loop ik terug naar huis. Ik schud de frietjes op een bord. De hamburgerkaas blijkt geïntegreerd te zijn met het kartonnetje, op de bodem van de zak ligt een plasje cola. Voldaan luister ik naar het gerommel van mijn ingewanden wanneer de suiker is uitgewerkt. Morgen maar weer eens broccolisoep maken.
Af en toe buiten het element verkeren houdt de comfortzone fris, en leidt tot dankbaarheid voor de vertrouwde omgeving. Wees minstens eens per kwartaal matig tot zeer misplaatst voor het beste resultaat. Degene die zijn scheten in de open lucht van de onwennigheid laat, leert dat er daar zelden iets in de gordijnen trekt.
Steffie Aarten (1987) is beeldend kunstenaar en woont in Brussel.