Ik zal voorzichtig zijn. Op één been
met gekrulde tenen van een linkervoet
maak ik kringen in de goot, zachte deining
kijk ik naar de zon die langs de daken glijdt.
Het lijkt te trillen in mijn spieren.
Pezen spannen langs mijn botten
ergens bovenaan de wereld, ergens
bovenaan de kleine wereld in mezelf.
Mijn armen zal ik spreiden om alles
te omvatten, te ontvangen: de kracht
en het gewicht van al die huizen die ik ken.
Wat rond de horizon mijn blik bepaalt
wil ik torsen, kneden, tot het draagbaar is.
Daar zal ikzelf gedragen worden.
In het empathisch licht dat
van de huizen, van de mensen
in felle bundels op mijn armen rust.
-Vincent van Meenen