Van het een op het andere moment lag de man achterover op zijn rug gestrekt in de overvolle bus. Hij maakte een raspend geluid, zijn ogen waren wijd opengesperd. Er kwam schuimend kwijl uit zijn mond en hij trilde alsof hij op elektriciteit aangesloten was.
Ik stond aan de grond genageld: ik wist niets van reanimeren. Het enige wat ik kon doen was hopen dat er iemand uit de menigte zou stappen die raad wist met de situatie. Dat was blijkbaar wat iedereen dacht. Niemand stapte naar voren, niemand stelde de massa met kalme maar duidelijke stem gerust. De seconden tikten voort. Alleen het ronken van de bus en het gorgelen van de man waren nog te horen.
Ik had me al tijden voorgenomen een reanimatiecursus te volgen. Maar net zoals ik pas ga stofzuigen als de hoeveelheid stof op mijn kamer de proporties van een sneeuwstorm heeft aangenomen, schoof ik mijn goede voornemen steeds een stukje verder voor me uit, met ergens ver op de achtergrond een groeiend schuldgevoel. Maar het voorval in de bus gaf me het laatste zetje om me in te schrijven: een maand later was ik op weg naar een eendaagse reanimatiecursus.
Tijdens zo’n cursus doe je niet alleen levensreddende kennis op, ontdekte ik. Er wordt ook een soort opofferingsgezindheid van je gevraagd. In een van de oefeningen moest ik een bewusteloos slachtoffer spelen, wat best lastig was toen bleek dat de cursist niet wist welke kant het gewricht van m'n elleboog op moest. Daarna had ik de pech een slachtoffer van 112 kilo te moeten wegslepen. Dat terwijl de docent schreeuwde: ‘En let erop: je hebt haast! Deze zaal staat in lichterlaaie en kan ieder moment instorten!’
En tenslotte natuurlijk de mond-op-mond-beademing: in uitslaande paniek aan andermans schouders rukken en schreeuwen ‘Hallo, hallo, hoort u mij!’, en je uiterste best doen niet te bedenken dat dit niet een gehalveerde plastic pop is. Om vervolgens, vlak voordat ik m’n mond op de plastic lippen zette, te ontdekken dat de niet al te best ruikende ademgeur van de man vóór mij, ondanks het eroverheen gehaalde ontsmettingsdoekje, niet helemaal was verdwenen.
Confrontatie met een situatie waarin levensreddende hulp vereist is komt niet veel voor. Misschien heb je zelfs het geluk je leven lang niet in zo’n situatie terecht te komen. Die gedachte, en daarmee het uitstel van een reanimatiecursus, leek zo onschuldig. Maar het gevoel van controle dat de cursus me bij afronding gaf, deed me beseffen hoe belangrijk het is om, hoe klein de kans ook is, niet machteloos te hoeven toekijken bij een herhaling van het voorval in de bus. Zodat ook die mond-op-mond-beademing tijdens de reanimatiecursus me dubbel en dwars waard was.
Wonder boven wonder stond de man in de bus na een halve minuut uit zichzelf weer op.