Altijd als ik over Mata Hari (1876-1917) hoorde, raakte ik een beetje geïrriteerd. Waarom is zij als vaag spionnetje voor de Fransen/Duitsers in godsnaam zo belangrijk dat iedere middelbare scholier van haar af moet weten? Ze vormt slechts een mysterie zonder verband met de ‘grote’ geschiedenis van wereldoorlogen waarbij Nederland wel een rol speelde. Een overgewaardeerde hype, een roddelverhaaltje tussen de zilvervloot van Piet Hein en de tulpengekte in. Toen ik laatst naar het Fries Museum in Leeuwarden ging, betaalde ik dan ook met lichte tegenzin de toeslag die gold voor de grootste Mata Hari-expositie ooit.
Direct na de ingang begint een donker gangenstelsel waar de bezoekers het ongelooflijke verhaal van Margaretha Geertruida Zelle (haar echte naam) als een levenspad volgen. Je ziet foto's van het kleine meisje, een bed uit haar jonge jaren, een Fries kostuum. Je kunt de boerderijen en meren en het bedaarde dorpsleven zelf aanvullen. In de volgende gangen komen de abrupte verstoringen: moeder dood, ontspoord op school, vroeg getrouwd, agressieve man die haar meevoerde naar Indonesië.
Lopend naar de volgende gang maak je de bootreis van Nederland naar Indonesië. Een klein hutje met ledikant, Javaanse poppen, vreemde religieuze voorwerpen, de benauwde vochtigheid van het regenwoud, muziek met vreemde klanken, een secretaire van inheems hout. Daar leerde ze dansen. En zich los vechten van haar man. Vervolgens de scheiding, haar terugkeer naar Nederland, vergeefs smekend om haar kind. En dan, je denkt al een heel verhaal achter de rug te hebben, de opwinding van de echte first act turning point van het verhaal: haar beslissing om zich te prostitueren in Parijs en de ontdekking dat haar sensuele dansen van wereldniveau zijn.
Het meest indrukwekkend is een kopie van Mata Hari’s plakboek vol krantenknipsels en uitgeschreven gedachten. Al lezend is haar eigen verbazing en opwinding over het succes voelbaar; je voelt dat ook jouw leven best in een gevaarlijke stroomversnelling terecht kan komen. Ondertussen word je beschenen door projectoren die een prachtige, oriëntaals geklede vrouw een sensuele Javaanse dans laten uitvoeren op gigantische doeken midden in de laatste zaal, die van de ontknoping.
Die ontknoping lijkt nog altijd een groot mysterie: feiten en speculaties over haar rol als spionne, honderden originele politierapporten in ferm handschrift, orders om Mata Hari te schaduwen. Met uiteindelijk de verdachtenfoto uit 1917, waar je recht in de ogen kijkt van een moegestreden vrouw met een krankzinnig leven. Het lijken eerder de ogen van een doorleefde Amsterdamse dan van een nuchtere Friezin. Zij weten dat hun bezitter over een paar dagen gefusilleerd gaat worden.
Ik werd uitgespuwd door de uitgangsdeuren. Terug in het felle daglicht besefte ik: niet de aanwijsbare significantie in de geschiedenis moet een criterium voor opname in het collectieve geheugen zijn, maar veel meer de meeslependheid van een geschiedenisverhaal. Niet zozeer de scherpe feiten zijn het meest leerzaam, maar juist de vage, tot de verbeelding sprekende mysteries. Iets wat je per se moet ervaren in maart (begin april loopt de tentoonstelling op haar einde), in het Fries Museum.
Beeld: Mata Hari in 1905. (Keystone-France/Getty Images)